Image
Utrecht - Foto Michelle van Benschop

Bestaanszekerheid

Bestaanszekerheid is een term die we steeds vaker tegenkomen in adviesrapporten, beleidsstukken en in de media. Ook binnen de gemeente Utrecht wordt de term vaak gebruikt. In deze special gaan we dieper in op het begrip bestaansonzekerheid (wat is het, om hoeveel mensen gaat het en om wie gaat het). En we kijken naar wat dit betekent in Utrecht.

Dit doen we door in te zoomen op vier aspecten die sterk in verband staan met (dreigende) bestaansonzekerheid:

Bestaanszekerheid

Infogram URL

Bestaans(on)zekerheid

Bestaansonzekerheid is een meervoudig begrip

Volgens de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) is bestaansonzekerheid een combinatie van onzekerheid over financiën en inkomen, huisvesting, gezondheid, mogelijkheden tot ontwikkeling en sociaal netwerk. De precieze afbakening verschilt in lichte mate tussen verschillende instituten en adviesorganen. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) en Movisie stellen bijvoorbeeld dat onvoldoende bestaanszekerheid drie vormen van onzekerheid met zich brengt: inkomensonzekerheid (onder andere stress, uitstellen uitgaven), psychologische onzekerheid (lichamelijke klachten, eenzaamheid, depressiviteit, laag welbevinden en slechtere werkprestaties) en levenslooponzekerheid (zelfstandig wonen, gezinsplanning). De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) noemt dat bestaanszekerheid inhoudt: een basale zekerheid van inkomen, werk en een overheid die naast je staat (vertrouwen, ondersteuning). De WRR geeft daarboven aan dat regie over het eigen leven (grip op je eigen levenssituatie) belangrijk is (WRR, 2023a).

Wat overal terugkomt is het idee dat het zelden gaat om een enkel aspect dat bestaansonzekerheid brengt. Vaak is er een versterkende werking tussen de verschillende aspecten. Bestaansonzekerheid is hardnekkig. In dit verband wordt ook wel gesprokken van ‘corrosive disadvantage’ ofwel een roestig nadeel aangezien bestaansonzekerheid, net als roest, om problemen gaat die zich vastbijten en verspreiden in het leven van mensen.

Verschillende manieren om in bestaansonzekerheid te raken

RVS onderscheidt in haar adviesrapport een aantal typische manieren hoe mensen in bestaansonzekerheid belanden en verkeren (mede naar aanleiding van de studie Gezichten van een onzeker bestaan) :

  • Glijbaan. Mensen die een relatief zeker bestaan hebben en van daaruit door een ongelukkige stapeling van tegenslagen en een steeds kleiner eigen vermogen langzaam in een situatie van bestaansonzekerheid terechtkomen. Deze groep is vaak slecht in beeld bij instanties.
  • Draaideur. Mensen waarbij bestaansonzekerheid een meer cyclisch karakter heeft met mindere en betere periodes in hun leven.
  • Moeras. Mensen die permanent in bestaansonzekerheid leven. Op alle aspecten van bestaansonzekerheid hebben zij een achterstand. Vaak al vanaf de geboorte. 

Zeker een op de zes volwassenen in (dreigende) bestaansonzekerheid

Bestaanszekerheid is een moeilijk meetbaar begrip. Uit statistieken is slecht te destilleren wie in zijn of haar bestaanszekerheid is aangetast. Zoals gezegd gaat het vaak om een samenspel van meerdere problemen/contexten. Bovendien gaat het om een gevoel van mensen dat moeilijk te meten is.

Uit landelijk onderzoek blijkt dat we in ieder geval kunnen stellen dat ongeveer een op de zes volwassenen te maken heeft met bestaansonzekerheid of dreigende bestaansonzekerheid (RVS, 2024). Voor Utrecht zal het minimaal ook om deze aantallen gaan. Dit vanuit de wetenschap dat er in Utrecht ten opzichte van het landelijke beeld een oververtegenwoordiging is van lage inkomens en dat bijvoorbeeld de woningmarkt in Utrecht een bovengemiddelde krapte vertoont. Om de omvang en kenmerken van de groep met (dreigende) bestaansonzekerheid in Utrecht beter te bepalen is onderzoek nodig waarbij de diverse bestaanskenmerken in samenhang worden geanalyseerd.

Groepen die vaak in bestaansonzekerheid leven

Welke groepen worden in hun bestaanszekerheid aangetast (Movisie, 2022)?

  • Mensen met weinig kapitaal (inkomen, vermogen), een basis- of vmbo-opleiding, weinig sociale contacten en een weinig bruikbaar netwerk (SCP noemt deze groep precariaat).
  • Onzekere werkenden zijn iets meer opgeleid, iets gezonder en met een iets groter netwerk dan de eerste groep. Zij vinden echter niet vanzelfsprekend toegang tot de arbeidsmarkt (veel tijdelijke banen, weinig zelfvertrouwen).

Ook blijkt uit recent onderzoek van het NIDI dat de huidige groep jongeren (25-35 jaar) een veel kwetsbaardere groep is in vergelijking met hun voorgangers (die tot 2006 tot die leeftijdsgroep hoorden). Ze hebben weliswaar vaker een hbo- of wo-opleiding afgerond, zijn vaker en meer uren actief op de arbeidsmarkt en zelden werkloos. Maar dit vertaalt zich echter niet in een betere, stabielere economische positie en woonsituatie. Dat maakt ze kwetsbaar in situaties van economische tegenspoed en maakt dat sommigen onvoldoende zekerheid voelen om een gezin te stichten en dit om die reden uitstellen. Onzekerheden hebben de neiging tot stapelen, ofwel komen zelden alleen voor (bijvoorbeeld inkomen, wonen) en dat doet zich vooral voor bij jongeren, huishoudens met lage inkomens en lage middeninkomens. 

Bestaansonzekerheid en gezondheid beïnvloeden elkaar 

Mensen die in bestaansonzekerheid leven hebben vaak te maken met een opeenstapeling van problemen op allerlei gebieden. Gezondheid kan daarin negatief worden beïnvloed door de multiproblematiek, bijvoorbeeld omdat onzekerheid stress geeft en mensen ziek kan maken (VNG). Andersom kunnen gezondheidsproblemen de problemen op andere gebieden versterken (Movisie 2022 o.b.v. Stronks en Droomers). Er is een sterke wisselwerking tussen bestaanszekerheid, gevoel van grip op het leven en gezondheid (WRR, 2023a).

Hieronder volgt in meer detail een beschrijving van vier aspecten van bestaansonzekerheid, waarbij we ingaan op de Utrechtse situatie.

Financiële zekerheid

Armoede stabiel, langdurige armoede neemt toe

In vergelijking met andere Nederlandse steden is Utrecht een stad met gemiddeld relatief hoge inkomens, al is de groep in de laagste inkomensgroep net als in andere steden groter dan gemiddeld in Nederland (maar lager dan in de G3). Het aantal huishoudens met een inkomen tot 125% van het wettelijk sociaal minimum (WSM) - de in Utrecht gehanteerde armoedegrens - is in 2022 met ruim 22.000 huishoudens vergelijkbaar met het jaar ervoor. Bij een lagere grens van 101% WSM (bijstandsniveau) gaat het nog om 11.800 huishoudens. Deze groep is al enige jaren stabiel. Door de groei van de stad neemt het aandeel van beide groepen (125% en 101% WSM) al enige jaren af. Een toenemend aandeel huishoudens leeft echter langdurig van een inkomen op maximaal bijstandsniveau (2017: 3,7%, 2020 en 2022: 4,1%). Vooral voor deze groep geldt veelal dat deze economisch weinig weerbaar is (structureel weinig inkomen, weinig vermogen en soms zelfs schulden). Een overzicht van de verschillende armoededefinities staat op de site van het CBS.

Meer mensen geven aan niet rond te komen

Zo’n 7% van de Utrechters geeft eind 2023 in de Inwonersenquête aan slecht te kunnen rondkomen. In 2021 was dit nog 5%. Deze toename lijkt vooral te maken te hebben met het koopkrachtverlies in 2022; in 2023 is de koopkracht (landelijk) licht hersteld, maar nog niet terug op het niveau van voor 2022.  

7,6 % huishoudens heeft problematische schulden

Het aandeel huishouden met problematische schulden neemt sinds 2020 toe. Begin 2023 gaat het om 14.230 ofwel 7,6% van de Utrechtse huishoudens. In 2021 was dit nog 6,6%. Landelijk ligt het aandeel huishoudens met geregistreerde schulden gemiddeld hoger (8,8%). In de G3 aanmerkelijk hoger (12%-16%).

Infogram URL

Werk/meedoen

Betaald werk geeft financiële zekerheid, maar er is ook armoede onder werkenden

Het hebben van betaald werk en daarmee een structureel inkomen is belangrijk in de bestaanszekerheid van mensen. Utrecht heeft een sterke werkgelegenheidsfunctie in de regio. Bovendien groeit het aantal banen in de stad op dit moment harder dan het aantal inwoners. De werkloosheid is laag (zeker voor een grote stad) en de arbeidsparticipatie is hoog zowel onder mannen als vrouwen.

Maar betaald werk betekent niet voor iedereen financiële zekerheid. Ook onder werkenden komt armoede voor. Voor Utrecht is voor 2022 berekend dat 23% van de inwoners met een inkomen tot 125% van het WSM betaald werk heeft (CBS). In 2021 gaat het landelijk om ruim 200.000 werkenden die in armoede leven (Goderis & Muns, 2024). Het betreft mensen die minder te besteden hebben dan het ‘niet veel maar toereikend criterium’ van het SCP. Het gaat vooral om de volgende groepen: kleine zelfstandigen, zzp’ers, parttimers en middeninkomens die net te veel verdienen om in aanmerking te komen voor toeslagen (huur, zorg, opvang). Het aandeel armen onder zelfstandigen is de laatste jaren gedaald door een beter draaiende economie, de Tozo-regeling en belastingmaatregelen.

Tot slot de kanttekening dat de arbeidsmarkt niet inclusief is. De volgende groepen ondervinden ondanks de krappe arbeidsmarkt, structureel moeilijk toegang tot de reguliere arbeidsmarkt: migranten, ouderen, mensen met een beperking, langdurig werklozen en (langdurig) bijstandsgerechtigden (Movisie, 2022).

82% doet mee aan maatschappelijk leven

Zo’n 82% van de Utrechters ‘doet mee’ in het maatschappelijk leven, maar meedoen is niet voor iedereen vanzelfsprekend. Een inwoner ‘doet mee’ als er sprake is van drie van de volgende vier aspecten: het verrichten van (vrijwilligers)werk of volgen van een opleiding, deelnemen aan sport/culturele activiteiten, actief zijn in de buurt en het hebben van sociale contacten (Inwonersenquête 2023). De verschillen in de stad zijn groot. Vooral Utrechters boven de 65 jaar (61% doet mee), inwoners zonder opleiding of met primair onderwijs/vmbo (51%), inwoners met een beperking (64%) en inwoners die slecht kunnen rondkomen (58%) doen aanmerkelijk minder vaak mee.

Sociale relaties kunnen steun bieden bij het opvangen van de (financiële) risico’s van bestaansonzekerheid. Zij vormen als het ware een soort van informele vorm van sociale zekerheid. Veel flexibel werkenden wijzen bijvoorbeeld op dit vangnet. Langdurige armoede gaat niet zelden gepaard met het hebben van een beperkt sociaal netwerk (Movisie, 2022).

Huisvesting

Het hebben van een woning of passende verblijfplek raakt direct aan bestaanszekerheid. Voor iemand die wel vaste woonruimte heeft kan gelden dat deze niet (meer) past bij hun wensen of levensfase. Dit kan bijvoorbeeld leiden tot het uitstellen van gezinsuitbreiding.

Zeer krappe woningmarkt

De Utrechtse woningmarkt is zeer krap. Voor veel mensen (met name jongeren en starters) die graag in Utrecht willen wonen, is dit de laatste jaren bijna onmogelijk geworden. Dit blijkt ook uit de cijfers. De wachtlijst voor een sociale huurwoning is in Utrecht al langere tijd zo’n 11 jaar. Voor studenten is de wachtlijst voor een kamer bij SSH bijna vier jaar. De prijzen van koopwoningen zijn de laatste jaren sterk gestegen. En de hoge huurprijzen in de particuliere sector zijn door velen niet op te brengen. In deze sector is het deel van het inkomen dat huurders kwijt zijn aan woonlasten het hoogst. Voor de groep tot 35 jaar bedraagt deze zogenaamde woonquote gemiddeld bijna 50%. Er is de laatste jaren veel aandacht voor het realiseren van woningen in de categorie middenhuur (in 2023: 808 tot 1.127 euro per maand). Het aandeel middenhuur binnen de totale woningvoorraad is inmiddels gestegen naar 16%, terwijl het aandeel dure huur (meer dan 1.127 euro per maand) constant blijft.

Huisvesting van aandachtsgroepen verhoogt druk op woningmarkt

Bij aandachtsgroepen gaat het om onder andere urgenten, uitstroom uit maatschappelijke opvang en beschermd wonen en om statushouders. Aandachtsgroepen krijgen in sommige gevallen voorrang op de woningmarkt, waardoor huisvesting van reguliere groepen er niet makkelijker op wordt. Zo heeft Utrecht in het eerste halfjaar van 2024 een taakstelling voor het huisvesten van 627 statushouders. 

Ruim 2.000 daklozen in Utrecht

In Utrecht zijn in 2022 zo’n 2.077 rechthebbende daklozen in beeld (die recht hebben op sociale voorzieningen in Utrecht). De grootste groep daklozen is door huisuitzetting op straat komen te staan. Bijna de helft van deze groep is per dag in beeld bij opvang en hulpverlening.

Toegang tot zorg en voorzieningen

15% krijgt informele hulp; 27% heeft moeite om het internet te gebruiken voor aanvragen

Mensen die in hun bestaanszekerheid geraakt zijn hebben vaak recht op zorg en andere specifieke dienstverlening. De toegang tot zorg en andere voorzieningen hangt samen met zelfredzaamheid en digitale zelfredzaamheid. Juist voor deze groep is de toegang tot dienstverlening vaak niet vanzelfsprekend. Zo’n 12% van de Utrechters ontvangt formele hulp (betaald of onbetaald). In Utrecht geeft 15% van de inwoners aan informele hulp te krijgen bij de huishouding, verzorging, geldzaken, administratie en/of gebruik van het internet (Inwonersenquête 2023). Daarnaast geeft ruim een kwart van de Utrechters (27%) aan moeite te hebben om het internet te gebruiken voor het doen van aanvragen of maken van afspraken. Dit komt vooral voor bij inwoners van boven de 65 jaar en inwoners met primair onderwijs of vmbo. Binnen die groepen gaat het om de helft van de inwoners.

Infogram URL

Hoge druk op zorg leidt tot wachtlijsten

In coronatijd lukte dat het niet goed om inwoners de zorg te bieden die ze nodig hadden. Toen gaf 13% aan niet de benodigde zorg te ontvangen. In 2022 is dit gedaald naar 7%, een kleiner aandeel dan voor corona. Maar de druk op de zorg is doorlopend hoog, wat zich onder meer uit in wachtlijsten. Bovendien is het algehele gezondheidsbeeld verslechterd, wat blijkt uit het groeiend aandeel volwassenen dat onvoldoende regie op het eigen leven ervaart en ernstig eenzaam is.

Inzet gemeente: streven naar betere toegang armoederegelingen  

De gemeente Utrecht heeft diverse armoederegelingen voor inwoners met een laag inkomen. Het bereik van deze regelingen is beperkt: niet iedereen die er recht op heeft weet een geslaagde aanvraag te doen. In de beleidsnota Financiële bestaanszekerheid van de gemeente Utrecht is de toegankelijkheid en het bereik van armoederegelingen expliciet opgenomen (door drempels weg te nemen).