Armoede
Samenvatting
In de cijfers over 2022 zien we dat de armoede vrijwel gelijk blijft. Een steeds groter deel van de groep arme huishoudens bestaat uit huishoudens met langdurig een inkomen op bijstandsniveau of lager. Het aantal kinderen dat opgroeit in armoede is de afgelopen jaren gedaald. In 2023 heeft de koopkracht zich licht hersteld. De effecten daarvan kunnen we pas volgend jaar zien.
In het kort
- Landelijk: koopkracht licht hersteld, armoede gedaald door gericht beleid
- Aantal minimahuishoudens in Utrecht blijft vrijwel gelijk
- Aandeel huishoudens langdurig op bijstandsniveau stijgt licht
- Grootste deel minima heeft uitkering, bij een op vijf is werk belangrijkste inkomen
- Meeste minimahuishoudens wonen in Overvecht
- Aandeel kinderen dat opgroeit in armoede neemt langzaam af
- 7% van de Utrechters kan slecht rondkomen, grote verschillen tussen groepen
- Inwoners die slecht kunnen rondkomen doen minder vaak mee
- Armoederegelingen: ruim 40.000 U-pashouders, gebruik neemt verder toe
- Bereik armoederegelingen blijft aandachtspunt
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | |
---|---|---|---|---|---|
aantal huishoudens met inkomen tot 125% Wettelijk Sociaal Minimum | 23.300 | 23.100 | 22.200 | 22.100 | - |
% huishoudens met inkomen tot 125% Wettelijk Sociaal Minimum | 15,3 | 14,8 | 14,4 | 14,0 | - |
aantal minderjarige kinderen in huishoudens met inkomen tot 125% WSM | 8.100 | 8.000 | 7.500 | 7.200 | - |
aantal huishoudens met inkomen tot 101% WSM | 12.300 | 12.100 | 11.700 | 11.800 | - |
% huishoudens met inkomen tot 101% WSM | 8,0 | 7,9 | 7,4 | 7,5 | - |
aantal minderjarige kinderen in huishoudens met inkomen tot 101% WSM | 4.100 | 4.000 | 3.700 | 3.500 | - |
% dat (zeer) slecht kan leven van inkomen | 7 | - | 5 | - | 7 |
% meedoen gemiddeld in Utrecht* | - | - | - | - | 82 |
% meedoen bij inwoners die slecht kunnen leven van inkomen* | - | - | - | - | 58 |
aantal U-pashouders** | 42.413 | 41.045 | 39.912 | 39.914 | 40.991 |
Landelijk: koopkracht licht hersteld, armoede gedaald door gericht beleid
In 2023 is de koopkracht landelijk licht hersteld door lagere inflatie en stijging van de lonen (zie hoofdstuk Inkomen & uitkeringen). Het koopkrachtondersteunend beleid met maatregelen zoals de verhoging van het minimumloon en de verhoging van kindgebonden budget, zorgt ervoor dat lagere inkomens er gemiddeld op vooruit gaan. De armoederaming van het CPB laat zien dat het aandeel inwoners onder de armoedegrens landelijk in 2023 naar verwachting (er zijn nog geen definitieve armoedecijfers vanaf 2022) iets stijgt van 4,7% naar 4,8%. In 2024 zal het aandeel weer iets afnemen tot 4,7% en een jaar later weer iets toenemen tot 4,9%. De armoede onder huishoudens blijft dus komende jaren naar verwachting landelijk min of meer op hetzelfde niveau. In 2021 was het aandeel inwoners dat leeft onder de armoedegrens nog 6,1%. Het aandeel kinderen dat landelijk opgroeit in armoede neemt tot en met 2024 wel af tot 4,9%. In 2025 wordt weer een lichte stijging verwacht tot 5,3%, omdat de huurtoeslag, het kindgebonden budget en de bijstand weer wat afgebouwd worden. In 2021 groeide 7,2% van alle kinderen op in een huishouden dat leefde onder de armoedegrens. Kanttekening bij deze cijfers is dat opleving van geopolitieke spanningen kunnen leiden tot een lagere economische groei en grotere onzekerheid.
Aantal minimahuishoudens in Utrecht blijft vrijwel gelijk
De meest recente inkomenscijfers van het CBS (voorlopige cijfers over 2022) laten zien dat het aandeel huishoudens in de stad dat moet leven van een inkomen tot de Utrechtse armoedegrens (125% van het Wettelijk Sociaal Minimum: WSM) nog iets is gedaald: van 14,4% naar 14,0%. Absoluut gezien is het aantal huishoudens met een minimuminkomen vrijwel gelijk gebleven met 22.100 huishoudens. Dit zijn minder huishoudens dan in 2019, toen het om 23.300 huishoudens ging. Ook het aandeel huishoudens dat moet rondkomen van een inkomen op bijstandsniveau (101% WSM) is licht gestegen van 7,4% naar 7,5%. Absoluut gezien is ook dit aantal huishoudens vrijwel gelijk gebleven met 11.800, in 2021 waren dit er 11.700.
Aandeel huishoudens langdurig op bijstandsniveau stijgt licht
Hoewel de aandelen huishoudens met een inkomen tot 101% WSM en tot 125% WSM licht dalen, zien we geen afname van het aandeel huishoudens dat langdurig (4 jaar of langer) van een inkomen op bijstandsniveau leeft. Kijken we een langere periode terug dan zien we dat het aandeel huishoudens dat langdurig van een inkomen op bijstandsniveau (4 jaar of langer 101% WSM) leeft langzaam is gestegen. In 2022 leeft 4,1% van de huishoudens in Utrecht langdurig van een inkomen op bijstandsniveau. In 2017 was dit 3,7% en in 2020 ook 4,1%. Ook absoluut gezien is dit de enige groep die als we over een langere periode kijken in omvang is gegroeid. Omdat de totale groep huishoudens met een inkomen tot 125% WSM afneemt, beslaat de groep huishoudens die langdurig leven van een inkomen op bijstandsniveau een steeds groter deel van de huishoudens in armoede. Iets meer dan de helft van de huishoudens in armoede (53%) leeft van een inkomen op bijstandsniveau of lager (tot 101% WSM). Een kwart (25%) van de huishoudens in armoede heeft langdurig een inkomen tot bijstandsniveau (101% WSM), in 2014 was dit nog 15% van de totale groep. In de andere grote steden en landelijk zien we een vergelijkbare ontwikkeling.
Grootste deel minima heeft uitkering, bij een op vijf is werk belangrijkste inkomen
Het grootste deel van de minimahuishoudens heeft een inkomen uit een uitkering voor werkloosheid of bijstand (28%) of voor arbeidsongeschiktheid (10%). Bijna een derde van de huishoudens met een inkomen tot 125% WSM heeft een inkomen uit pensioen (of AOW, 2022: 31%). Ruim een op de vijf huishoudens met een inkomen tot de Utrechtse armoedegrens (tot 125% WSM) heeft werk (23%). De afgelopen jaren zien we een lichte verschuiving in de samenstelling met een lichte daling van het aandeel minima met werk en een lichte stijging van het aandeel gepensioneerden. Het grootste deel van de minimahuishoudens in Utrecht betreft alleenstaanden: ruim twee derde (70%) van de huishoudens met een minimuminkomen (tot 125% WSM).
Meeste minimahuishoudens wonen in Overvecht
Het aandeel minimahuishoudens verschilt sterk per wijk. In Overvecht is het aandeel minimahuishoudens het hoogst (29,6%), in Vleuten-De Meern het laagst (7,3%). Meer dan een vijfde van alle huishoudens met een inkomen tot 125% WSM woont in Overvecht. Voor een groot deel van de huishoudens in Overvecht gaat het om langdurige armoede (4 jaar of langer). Bijna een kwart van alle huishoudens in Overvecht heeft langdurig een inkomen tot 125% WSM (22,1%). Dat is ruim twee keer zo veel als stedelijk gemiddeld. In Noordoost en Zuidwest is het aandeel minimahuishoudens sterker gedaald dan gemiddeld. In Binnenstad is het aandeel het sterkst gestegen van 9,8% naar 10,4%.
Aandeel kinderen dat opgroeit in armoede neemt langzaam af
In 2022 groeit een op de tien (10,5%) Utrechtse kinderen (0-17 jaar) op in een huishouden dat leeft van een inkomen op of onder de Utrechtse armoedegrens (125% WSM). Dit zijn zo’n 7.200 kinderen, in 2019 ging het nog om 8.100 kinderen. We zien een langzaam dalende trend van het aandeel kinderen dat opgroeit in een minimahuishouden van 14,4% in 2014 naar 10,5% in 2022. Het aandeel kinderen dat opgroeit in een huishouden met langdurig een inkomen op bijstandsniveau (101% WSM) daalt veel minder hard. In 2022 groeien zo’n 3.500 kinderen op in een huishouden dat leeft van een inkomen op bijstandsniveau. Voor 1.400 kinderen hiervan gaat het om een langdurige situatie: 2,2% van de minderjarige kinderen. In 2014 ging het nog om respectievelijk 1.200 en 1,9% van de Utrechtse minderjarige kinderen. Het CPB geeft aan dat naar verwachting door de huidige maatregelen tegen de hoge inflatie, waaronder verhoging van het kindgebonden budget, in 2024 landelijk het aandeel kinderen in armoede verder daalt. De prognose is dat dit met de huidige maatregelen in 2025 weer iets zal oplopen, maar lager zal uitkomen dan in 2022. We verwachten dat deze ontwikkeling ook voor Utrecht opgaat.
7% van de Utrechters kan slecht rondkomen, grote verschillen tussen groepen
Naast CBS-cijfers over inkomen hebben we ook cijfers uit de Inwonersenquête. De laatste meting hiervan was in het najaar van 2023 (recenter dan de voorlopige CBS-cijfers van 2022). Hierin zien we dat het aandeel inwoners dat aangeeft (zeer) slecht te kunnen leven van hun inkomen is gestegen van 5% in 2021 naar 7% in 2023. We zien ook dat een kleiner aandeel Utrechters aangeeft (zeer) goed te kunnen leven van hun inkomen. Een groter deel van de Utrechters geeft aan spaarmiddelen te moeten aanspreken om rond te kunnen komen (9% versus 6% in 2021, zie ook hoofdstuk Schulden). Sommige inwoners hebben meer moeite met rondkomen dan anderen. Inwoners met een laag inkomen (tot € 1.400 netto per maand: 29%) of met primair onderwijs/vmbo-opleiding (16%) of havo/vwo/mbo-opleiding (10%) geven vaker aan (zeer) slecht te kunnen leven van hun inkomen. Ook inwoners uit Overvecht kunnen vaker (zeer) slecht leven van hun inkomen (14%).
Inwoners die slecht kunnen rondkomen doen minder vaak mee
Op basis van een aantal vragen over school, werk, sport, cultuurbezoek en contacten in de buurt bepalen we of inwoners meedoen (zie toelichting bij tabel). Met het armoedebeleid wil de gemeente zorgen dat Utrechters met een laag inkomen, toch mee kunnen doen. Gemiddeld doet 82% van de Utrechters mee in 2023. Deelname is hoog voor cultuur en sport (93%), activiteiten voor de buurt scoren lager (54%). Mensen die (heel) slecht kunnen leven van hun inkomen, doen minder vaak mee. Ruim de helft van de inwoners die aangeeft (zeer) slecht te kunnen leven van hun inkomen doet mee (58%). Inwoners die slecht kunnen leven van hun inkomen doen vooral minder mee doordat zij minder vaak vrijwilligerswerk doen en/of minder sociale contacten hebben. Van de inwoners die (zeer) slecht kunnen leven van hun inkomen doet 65% mee door (vrijwilligers)werk, 68% heeft sociale contacten en 81% doet mee aan sport en cultuur; gemiddeld voor alle inwoners is dit respectievelijk 88%, 87% en 93%. Door wijzigingen in de vraagstelling in de enquête zijn de uitkomsten niet vergelijkbaar met eerdere jaren en kunnen we dus nog niets zeggen over ontwikkelingen.
Armoederegelingen: ruim 40.000 U-pashouders, gebruik neemt verder toe
Tussen 1 juli 2022 en 1 juli 2023 hebben 40.991 Utrechters een U-pas gekregen. In 2021 en 2022 zagen we een dip in het aantal U-pashouders, in 2023 is het weer toegenomen. Aan een U-pas is een budget gekoppeld. In 2022-2023 is gemiddeld 69% van het budget door U-pashouders gebruikt. Dat is een verdere toename, in 2020 was dit 49% en in 2022 65%. In 2021 is het gezinstegoed geïntroduceerd: het budget van de kinderen in een gezin kan gecombineerd worden. Ook zijn de voorwaarden versoepeld, zo is het kopen van een laptop of fiets niet meer gebonden aan maximumbedragen, termijn of leeftijd. Dit heeft onder andere geleid tot hogere bestedingen en meer gebruik blijkt uit gegevens van de gemeente.
Bereik armoederegelingen blijft aandachtspunt
Utrecht kent meerdere armoederegelingen om te zorgen dat mensen kunnen rondkomen en meedoen. De U-pas is een belangrijke basis bij de armoederegelingen. Het Nibud rekent voor de gemeente de effecten van de armoederegelingen door voor verschillende huishoudenstypen in de Minima-effectrapportage (MER). De MER geeft een beeld van het effect van de armoederegelingen bij gebruik voor een aantal voorbeeldhuishoudenstypen. De werkelijke persoonlijke situaties van huishoudens verschillen echter sterk en niet alle huishoudens maken gebruik van de regelingen, blijkt uit een analyse over bereik in de Armoedemonitor. Ook uit een peiling van het panel Meetellen waarin gevraagd is naar ervaringen van Utrechters in een kwetsbare situatie met het aanbod en de vindbaarheid van financiële regelingen, blijkt dat veel mensen moeilijk kunnen rondkomen en toch geen gebruikmaken van regelingen omdat zij deze niet kennen. Het bereik van armoederegelingen blijft een aandachtspunt.
De Minima-effectrapportage van 2024 laat flinke verschillen met 2023 zien. Dit komt door landelijke maatregelen, het lokale beleid blijft ongewijzigd ten opzichte van vorig jaar. Zo zorgen verhoging van de kinderbijslag en het kindgebonden budget en het stoppen van de energievergoeding voor andere situaties voor met name huishoudens met kinderen en alleenstaanden. Huishoudens met kinderen houden op alle inkomensniveaus meer over dan in 2023. Desondanks komt een huishouden met oudere kinderen en een inkomen op bijstandsniveau nog altijd geld tekort om rond te komen en mee te doen. Ook alleenstaanden tot de AOW-leeftijd met een chronische ziekte of beperking en een inkomen op bijstandsniveau of een inkomen van 110% WSM komen tekort. Alle doorgerekende huishoudenstypes komen in de groene cijfers als zij gebruikmaken van IIT (Individuele Inkomens Toeslag). Doorstroomval en/of armoedeval treedt met name op bij paren met kinderen met een inkomen vanaf 130% WSM. Dit komt deels doordat er geen recht meer is op armoederegelingen, zoals de U-pas, in combinatie met de afbouw van landelijke toeslagen.