Image
Rapportage Inburgering 2025

2. Inburgeraars en (vrijwilligers-) werk en opleiding

In dit hoofdstuk:

  • Enquêteresultaten over (vrijwilligers-) werk, opleiding en tevredenheid hierover
  • Resultaten interviews inburgeraars over (vrijwilligers) werk en stimulerende en belemmerende factoren 
  • Resultaten interviews professionals over (vrijwilligers) werk en stimulerende en belemmerende factoren 


In de Nota van Uitgangspunten (opgave Inburgering, ‘Thuis in Utrecht’) staat beschreven dat we in Utrecht uitgaan van meedoen en inclusie vanaf dag één. Werk is een belangrijk onderdeel van inburgering. Dat inburgeraars meedoen in de vorm van werk, activiteiten of opleiding, is niet alleen belangrijk voor de inburgeraar zelf, het is ook belangrijk voor de samenleving, voor andere Utrechters. De gemeente Utrecht wil dat inburgeraars zichzelf redden en niet afhankelijk worden van ondersteuning. Dat zij zelf verantwoordelijkheid nemen voor hun inburgering en dat zij bijdragen aan de stad.

2.1    Enquêteresultaten over (vrijwilligers-) werk, opleiding en inkomen

Als gemeente stellen we Utrechters vragen over werk, opleiding en vrijwilligerswerk. Deze vragen hebben we ook aan inburgeraars gesteld. Daarnaast houdt het CBS cijfers bij over de werkzame beroepsbevolking in Nederland, ook voor Utrecht. Deze paragraaf geeft een overzicht van de antwoorden van asielstatushouders en gezinsmigranten op vragen over werk, opleiding en vrijwilligerswerk. Waar mogelijk presenteren we dit naast de antwoorden die Utrechters in 2023 gegeven hebben of vergelijkbare cijfers van het CBS. Dit geeft inzicht in de participatie van inwoners (in deze peiling). 

2.2.1 Betaald werk

Figuur 2.1 – Aandeel asielstatushouders, gezinsmigranten en Utrechters met betaald werk

Infogram URL
  • Van de asielstatushouders in deze peiling geeft 14% aan betaald werk te hebben. 
  • Van de gezinsmigranten in deze peiling geeft 60% aan betaald werk te hebben. 
  • Van de inburgeraars (asielstatushouders en gezinsmigranten, n=121) met betaald werk in deze peiling geeft 73% aan (zeer) tevreden te zijn over het werk dat zij doen. 
  • De netto arbeidsparticipatie in Utrecht is 77%. In Nederland is dit gemiddeld 73%. De netto arbeidsparticipatie is het aandeel inwoners dat betaald werk heeft ten opzicht van alle inwoners van 15 tot 75 jaar. 
  • Van de asielstatushouders in deze peiling geeft 56% aan een uitkering te ontvangen. 
  • Van de gezinsmigranten in deze peiling geeft 5% aan een uitkering te ontvangen. 
  • In de inwonersenquête van 2023 geeft 8% van de Utrechtse volwassenen aan een uitkering te ontvangen (arbeidsongeschiktheids-, werkloosheids- of bijstandsuitkering).

2.2.2 Opleiding

Figuur 2.2 - Aandeel asielstatushouders en gezinsmigranten dat een opleiding of cursus doet

Infogram URL
  • Van de asielstatushouders in deze peiling geeft 15% aan een opleiding of cursus te volgen, anders dan taalles om Nederlands te leren. 
  • Van de gezinsmigranten in deze peiling geeft 13% aan een opleiding of cursus te volgen.

2.2.3 Vrijwilligerswerk

Figuur 2.3 - Aandeel asielstatushouders, gezinsmigranten en Utrechters dat vrijwilligerswerk doet

Infogram URL
  • Van de asielstatushouders in deze peiling geeft 24% aan actief te zijn als vrijwilliger. 
  • Van de gezinsmigranten in deze peiling geeft 5% aan actief te zijn als vrijwilliger. De meeste gezinsmigranten in deze peiling geven aan betaald werk te doen (zie figuur 2.1). 
  • 39% van de Utrechters geeft aan actief te zijn als vrijwilliger.
     

2.2    Resultaten interviews inburgeraars over (vrijwilligers-) werk

Aan de tien geïnterviewde inburgeraars is gevraagd naar hun ervaringen met werk, zowel betaald als vrijwilligerswerk. Hierbij is gekeken naar hoe ze werk hebben gevonden, hun ervaringen en de impact op hun dagelijks leven. Voor degenen zonder werk is onderzocht of ze willen werken, de redenen waarom dit nog niet is gelukt en welke ondersteuning ze nodig hebben.

Inburgeraars staan positief tegenover het hebben van (vrijwilligers) werk 
Uit de interviews blijkt dat inburgeraars over het algemeen gemotiveerd zijn om aan het werk te gaan. Drie kwart van de inburgeraars in deze peiling met betaald werk is dan ook tevreden over het werk dat ze doen (73%) en het hebben van betaald werk of vrijwilligerswerk heeft vaak een positief effect op hen. De meerderheid van de geïnterviewde inburgeraars heeft of had vrijwilligerswerk. Sommigen hebben een betaalde baan, hoewel dit in deze geïnterviewde groep inburgeraars minder vaak voor kwam. Het lukt niet iedereen om betaald werk goed te combineren met andere verplichtingen zoals het inburgeringsprogramma, studie en/of taallessen. Ook zijn enkele inburgeraars gestopt met (vrijwilligers)werk om een studie te beginnen. Niet alleen betaald werk, maar ook vrijwilligerswerk is waardevol voor inburgeraars: “Het vrijwilligerswerk heeft me geholpen om beter vertrouwd te raken met de werkcultuur in Nederland. Nu weet ik hoe de werkomgeving hier is, wat het voor mij makkelijker maakt om in de toekomst een baan te vinden, omdat ik al ervaring heb opgedaan.”

Inburgeraars vinden werk via verschillende kanalen, waarbij het netwerk een grote rol speelt
Inburgeraars vinden werk via verschillende kanalen, waaronder hun sociale netwerk, studie of taalcursus, online platforms en organisaties zoals VluchtelingenWerk en de vrijwilligerscentrale. Het hebben van een Nederlands netwerk biedt aanzienlijke voordelen, zoals het verkrijgen van informatie over het vinden van een baan en begeleiding van Nederlandse vrienden: “Ik krijg veel informatie over het vinden van een baan van mijn vrienden op school. Mijn Nederlandse vrienden kunnen me heel snel begeleiden.” Dat het vinden van (vrijwilligers)werk vaak via hun netwerk gebeurt, onderstreept het belang van sociale verbinding voor nieuwkomers in Utrecht.

Voordelen van werk voor inburgeraars zijn verbetering taalvaardigheid, netwerk en welzijn 
Werken levert inburgeraars verschillende voordelen op, waaronder verbetering van hun taalvaardigheid, uitbreiding van hun sociale netwerk door contact met collega's en het leren kennen van nieuwe mensen. Ze ervaren dat deelname aan de arbeidsmarkt bijdraagt aan integratie in de Nederlandse samenleving. Zo geven ze aan dat werk hen de kans biedt om de Nederlandse cultuur en werkcultuur beter te leren kennen, wat hun aanpassingsproces vergemakkelijkt. Daarnaast helpt werken hen om aan hun toekomst te bouwen. Ook biedt het structuur en een invulling van de dag, wat een positief effect heeft op hun mentale welzijn, geeft het hen positieve energie en voldoening. Inburgeraars zeggen hierover:  “Het werkleven heeft me de Nederlandse werkcultuur bijgebracht. Ik heb geleerd dat werken je spreekvaardigheid verbetert. Het heeft me inzichten gegeven in mijn toekomstige werkleven.” en “Ik heb nieuwe mensen leren kennen, mijn Nederlands is vooruitgegaan, en ik heb veel geleerd over de regels en cultuur in Nederland. Dit helpt me om me hier echt thuis te voelen.”

En: “Werken is voor mij zeer waardevol geweest. Het heeft me de kans gegeven om nieuwe mensen te leren kennen en mijn netwerk uit te breiden. Deze ervaring heeft me geholpen mijn weg te vinden in de Nederlandse maatschappij en de taal beter te begrijpen.”

Uitdagingen in het aan het werk gaan in Nederland zijn: beschikbare hoeveelheid tijd en aandacht, verwachtingen ten aanzien van banen en Nederlandse taalvaardigheid  
Ondanks dat het belang van (vrijwilligers-) werk door de meeste inburgeraars wordt ingezien, blijkt uit de interviews dat zij ook verschillende obstakels ervaren bij het vinden van vrijwilligerswerk of betaald werk. 

  • Een belangrijke uitdaging is de beschikbare tijd én mentale belastbaarheid voor werk naast verplichtingen zoals inburgering, studie en/of (verplichte) taallessen. Er komt zoveel op inburgeraars af, dat het soms lastig is om tijd en aandacht te besteden aan meerdere levensdomeinen tegelijkertijd. Sommigen vinden het moeilijk om betaald werk te combineren met deze verplichtingen en kiezen daarom voor vrijwilligerswerk: “In het begin verliep alles heel goed. Ik had gesolliciteerd, werd aangenomen en voelde me fijn op mijn werkplek. Mijn collega’s waren vriendelijk, en ik had geen problemen met hen of mijn taken. Naast mijn werk volgde ik een studie, maar na een tijdje werd de combinatie van werken en studeren te zwaar. Daarom heb ik besloten mijn betaalde baan op te zeggen. Nu werk ik als vrijwilliger, zodat ik me beter kan richten op mijn studie.”

    Voor sommige inburgeraars ligt de focus in eerste instantie meer op opleiding en persoonlijke ontwikkeling, wat de tijd die ze aan werk kunnen besteden beperkt: 
    “Ik heb momenteel geen betaalde baan en doe ook geen vrijwilligerswerk. De reden hiervoor is dat ik mijn tijd volledig besteed aan het inburgeringsprogramma en mijn studie. Ik denk dat een goede voorbereiding op een sterke onderwijs toekomst op dit moment belangrijker is.”

     

  • Een andere uitdaging zijn de verwachtingen over passende banen en het moeten aannemen van banen onder het niveau. Veel inburgeraars vinden het lastig om een passende baan te vinden die aansluit bij hun opleiding en professionele achtergrond. Ze hebben verwachtingen over hun loopbaan in Nederland die gebaseerd zijn op de werkervaring in het land van herkomst. Dit kan leiden tot teleurstelling als ze niet op hetzelfde niveau kunnen werken: “Ik zou willen dat er gemeenteambtenaren zijn die je naar een baan kunnen leiden die bij je achtergrond past, zoals een loopbaancoach. Ik heb geen uitkering, maar degenen die dat hebben, worden meestal niet naar banen geleid die bij hun achtergrond passen. De gemeente dwingt hen meestal tot ondergeschikt werk in de dienstensector.”

    Wanneer inburgeraars wel betaald werk vinden, komt het regelmatig voor dat deze functies eenvoudig en tijdelijk van aard zijn. Ze willen echter ook graag op waarde geschat worden en werk uitvoeren dat past bij hun kwaliteiten en ambities. Dit wordt onder andere bemoeilijkt door wet- en regelgeving (zoals beperkte toegang tot passende beroepsopleidingen en de erkenning van diploma's) en een beperkte beheersing van de Nederlandse taal: “Een van de grootste uitdagingen waar ik voor sta is het gebrek aan goede beroepsopleidingen hier in Nederland, vooral omdat ik vroeger in Syrië als huishoudelijk elektricien werkte. Ik heb geprobeerd om stagemogelijkheden te zoeken die aansluiten bij mijn ervaring op dit gebied, maar het was moeilijk om een pad te vinden dat past bij mijn huidige situatie qua taal en beroep.”

     

  • Uit de interviews blijkt dat ook de beheersing van de Nederlandse taal, die vaak nog onvoldoende is voor volwaardige participatie op de arbeidsmarkt, het lastig maakt om aan het werk te gaan. De taalbarrière beïnvloedt niet alleen het vinden, maar ook het behouden van werk, waarbij er naast ‘dagelijkse Nederlandse woorden’ ook behoefte is aan het leren van vaktaal. Een goede beheersing van de Nederlandse taal is belangrijk om een baan te vinden die qua interesse en niveau bij hen past: “De taalbarrière beïnvloedt je hele tewerkstellingsproces. Het is onmogelijk om hier te doen wat je in je thuisland doet zonder de Nederlandse taal te beheersen.” 

    Een laag taalniveau kan voor inburgeraars een reden zijn om bewust nog niet naar betaald werk te zoeken. Een van de inburgeraars zei hierover: “Ik denk dat het belangrijk is om eerst de Nederlandse taal goed te leren. Hoe beter ik de taal beheers, hoe gemakkelijker ik in gesprek kan gaan met mensen en hen om hulp kan vragen bij het vinden van een betaalde baan. 

     

  • Ook vormen andere verplichtingen, zoals gezinsverantwoordelijkheden, een reden om betaald werk uit te stellen. Dit geldt wat vaker voor vrouwen: “Ik heb ook een dochter en niet alle werktijden passen bij mij.”

     

Als men aangeeft dat er behoefte is aan ondersteuning heeft dit vooral te maken met gerichte loopbaanbegeleiding die aansluit bij hun persoonlijke wensen en professionele achtergrond. Inburgeraars willen graag aan de slag in de sector waar hun interesse of achtergrond ligt, waardoor er behoefte is aan begeleiding in het vinden van de juiste weg om hier te komen.

2.3    Resultaten interviews professionals over toeleiden naar (vrijwilligers-) werk

Werk wordt door professionals als zeer belangrijk onderdeel van het inburgeringstraject gezien  
Professionals benadrukken het belang van (vrijwilligers-) werk voor inburgeraars. Net als inburgeraars zien professionals dat werk structuur, ritme, en deelname aan de maatschappij biedt. Een professional zei: "We zien dat als mensen werken, ook al is het 4 uurtjes, ze veel positiever in het leven staan, de taal beter kennen en veel meer mee participeren." Het heeft volgens hen een positieve invloed op de eigenwaarde van mensen. Werk brengt verantwoordelijkheden met zich mee en zorgt ervoor dat mensen het gevoel hebben dat ze er weer toe doen, een professional geeft voorbeelden van de geluiden die zij van inburgeraars hoort hierover: “Ik voel me nu weer hoofd van het gezin, ik heb mijn eigenwaarde terug, ik kan voor mijn eigen geld zorgen, mijn kinderen kijken weer tegen me op. Ik doe er weer toe, ik kom met verhalen thuis, ik voel me nuttig, ik voel me onderdeel van de maatschappij. Dat zijn de grootste dingen.”

Echter, ligt de focus in het inburgeringstraject soms nog te veel op het ‘inburgeren’ zelf, volgens deze professionals. Ze geven aan dat het in het inburgeringstraject sneller over ‘aan het werk gaan’ mag gaan. Inburgering is volgens hen geen doel op zich, maar een middel geven de professionals aan: “De focus heeft lange tijd gelegen op inburgering i.p.v. op werk. Terwijl werk heel belangrijk is.” … “inburgeren moet onderdeel zijn van het werk en niet andersom. Het moet niet zijn: inburgeren of werk, maar inburgeren moet onderdeel zijn van het werk. Inburgeren kan ook op de werkvloer plaatsvinden. Nederlands leer je beter op de werkvloer dan in een klaslokaal. Het is niet inburgeren en dán werken.”

Een aantal aspecten die positief bijdragen in de beweging naar (vrijwilligers-) werk zijn ‘gewoon aan de slag gaan’, persoonlijke aandacht én het denken in mogelijkheden. Professionals geven aan dat een proactieve houding, van zowel begeleidende organisaties als de inburgeraar zelf van groot belang is. ‘Gewoon’ beginnen met werken, ook al is het niet direct dé baan op het hoogst haalbare niveau helpt hierbij: "Gewoon aan de slag gaan, ergens mee beginnen, om aan de slag te kunnen, niet direct op het hoogst haalbare inzetten". Dat dit voor sommige inburgeraars een uitdaging is, herkennen professionals ook. De verwachtingen over het niveau van banen waarop men in Nederland kan gaan werken, komen niet altijd overeen met de realiteit: “Dat zie ik veel gebeuren: oh ik ben jurist, dat kan ik hier [in Nederland] ook worden. Die blijven zoeken naar een droombaan, terwijl: begin eerst bij de broodbaan en geef mensen niet zoveel ruimte om die keuze te maken. Je moet een keuze maken in plaats van thuis op de bank te blijven zitten.”  aldus een professional.

Ook persoonlijke aandacht vanuit de begeleidende organisaties is belangrijk. Het écht zien en luisteren naar de inburgeraar, naar hun interesses, wensen en ambities heeft een positieve invloed: "Als er echt goed naar ze geluisterd wordt, zie je mensen opfleuren, krijgen ze een lach op hun gezicht, voelen ze zich weer mens." Vanuit deze oprechte aandacht kijken naar wat wél mogelijk is, zodat de inburgeraar zich gehoord voelt en vooruitgeholpen wordt in de loopbaan die zij voor ogen hebben. Denken in mogelijkheden houdt in dat het zoeken naar (betaald) werk niet beperkt hoeft te zijn tot een 40-urige fulltimebaan, maar ook klein kan beginnen, aldus een professional. 

Dat dit echt maatwerk is én je soms buiten de kaders moet kijken geven meerdere professionals aan. Eén van de professionals werkzaam bij een vrijwilligersorganisatie zegt hierover: “In dit werk moet je vooral niet formeel denken. Het is maatwerk, en maatwerk betekent dat je creatief moet zijn in het gebruik maken van de regels die er zijn.” De professional erkent het verschil tussen in functie zijn vanuit een vrijwilligersorganisatie en in functie zijn vanuit de gemeente: “Dat is formeler ja, vrijwilligers hebben die vrijheid per definitie.”

Uitdagingen in het vinden van (vrijwilligers-) werk zijn de belastbaarheid van inburgeraars, conflicterende verplichtingen, verwachtingen ten aanzien van banen en het beperkte taalniveau
Uitdagingen in het aan het werk gaan zijn  persoonlijk en systemisch van aard. Op persoonlijk vlak van de inburgeraar geven professionals aan dat er veel op inburgeraars afkomt. Met name voor asielstatushouders geldt dat ze alles opnieuw moeten opbouwen: ze moeten wennen aan een nieuw land met een andere cultuur, een nieuwe taal leren en een nieuw sociaal netwerk opbouwen. Soms hebben ze ook verantwoordelijkheid voor het onderhouden van het gezin, of hebben ze last van mentale problemen door een vluchtverleden. Dit kost veel tijd en energie, waardoor ze weinig ruimte hebben voor een betaalde baan en dit soms als een te grote verantwoordelijkheid voelt. Voor gezinsmigranten ligt dit iets anders, aangezien zij zich bij hun partner aansluiten waardoor ze vaak in een wat stabielere situatie terechtkomen. Tegelijkertijd geeft een professional aan dat ze ziet dat gezinsmigranten zich bewust zijn van de financiële afhankelijkheid van de partner: “Ze zijn bewust van het feit dat zij een financiële druk geven op partner, die hun onderhoud eigenlijk. Ze zijn afhankelijk van hun partner. Over het algemeen zie je dat de gezinsmigrant zelf zegt ‘ik wil mijn partner ontlasten, dus ik begin gewoon hiermee’.” Dit kan zorgen voor een extra motivatie om snel aan het werk te gaan.

Ook een te laag taalniveau vormt een belangrijke belemmering voor het toeleiden naar (vrijwilligers-) werk, zien sommige professionals: “Het toeleiden naar werk is heel ingewikkeld is als het taalniveau nog zo laag is. Je hebt te maken met nieuwe mensen, dus het duurt even voordat ze zover zijn als het gaat om taal.” Ze zien ook onzekerheid bij sommige inburgeraars als het gaat om taalniveau in combinatie met aan het werk gaan: “Er zit wel wat reserve bij onze cliënten, überhaupt om aan het werk te gaan. Dat heeft met taalniveau te maken, heeft te maken met het feit dat mensen al heel veel aan hun hoofd hebben.”

Uitdagingen die systemisch van aard zijn hebben onder andere te maken met rigiditeit. Het huidige systeem is weinig flexibel volgens professionals. Conflicterende verplichtingen maken het voor inburgeraars soms moeilijk om werk en inburgering te combineren. "Het systeem moet een bepaalde vorm van flexibiliteit creëren." … “We zien dat mensen niet aan een leerwerktraject kunnen beginnen omdat ze nog taallessen moeten volgen. Het is niet heel flexibel. De taallessen kunnen niet in de avond, maar alleen overdag.”

Bovendien draagt het systeem van (regels rondom) uitkeringen en toeslagen om twee redenen niet altijd bij aan de motivatie om stappen richting aan het werk gaan te zetten. Enerzijds zijn ze bang om een uitkering kwijt te raken, door onzekerheid of ze het zullen redden bij een nieuwe betaalde baan. Anderzijds draagt het systeem van sociale zekerheid volgens een van de professionals ook niet bij aan het ‘in de eigen kracht staan’. Een professional legt uit: “veel vluchtelingen zijn in hun land van herkomst niet gewend om een uitkering te krijgen, maar om hun eigen zekerheid te creëren. Het systeem maakt het makkelijker, maar dat ontneemt de mogelijkheid om vanuit je eigen kracht aan de slag te gaan.” … “ook asielzoekers willen niet allemaal gepamperd worden. Het zijn aanpakkers, willen verder met hun leven, vanuit hun eigen kracht. We ontnemen hen te vaak hun eigen kracht.”

Professionals zijn enthousiast over gecombineerde trajecten van werk en leren 
Om te voorkomen dat inburgeraars in de knel komen in het combineren van inburgeringsverplichtingen met werkverplichtingen zijn professionals enthousiast over gecombineerde trajecten. Twee concrete voorbeelden die door professionals genoemd worden waarbij deze barrière van de rigiditeit in het systeem geen rol spelen zijn de BBL-opleiding en leer-werktrajecten: 

  • BBL-opleiding: combinatie van werken en leren, wat leidt tot snelle vooruitgang en zelfverzekerdheid bij de inburgeraar: “ik zie enorme progressie bij jongeren die de BBL opleiding doen. Ze combineren werken en één dag school, en op die manier doen ze ook hun inburgering."
  • Leer-werktrajecten: trajecten waarbij inburgeraars en werkgevers aan elkaar wennen, wat vertrouwen opbouwt en de kans op een vast contract vergroot: “Werkgevers hebben de angst dat de werknemers ziek worden: in de ziektewet belanden. Door een half jaar-traject aan te gaan, creëer je een periode waarin je elkaar kunt leren kennen. Dat wekt vertrouwen om samen door te gaan. Het moet niet langer dan dat duren. Zes maanden is om alle twijfels weg te halen.”
     

Ook het combineren van werk én taallessen op het werk wordt door professionals als positief ervaren. In samenwerkingsverbanden worden werkgevers gestimuleerd om taallessen aan te bieden, zodat inburgeraars vaktaal leren op de werkplek: "we stimuleren werkgevers om taalles in te kopen, zodat mensen ook vaktaal/bedrijfstaal leren en op de werkplek de taal kunnen leren." Een respondent geeft aan dat taal op de werkvloer een commercieel systeem is. Taalscholen moeten bij bedrijven commerciële tarieven vragen.

Taal en participatie kunnen nog meer samen opgaan, focus op werkgever in plaats van inburgeraar
Hoewel de nieuwe wetgeving meer aandacht heeft voor het participatie-element en professionals enthousiast zijn over deze beweging – blijkt uit de gesprekken dat er meer nodig is om dit goed te laten werken: taal en participatie kunnen nog meer samen opgaan. Zo ziet een professional dat er nog te weinig beweging zit in het anders benaderen van werk voor deze doelgroep: “De re-integratie is heel erg ingestoken vanuit de cursist, daar zit heel weinig beweging in.” en “Je moet niet zozeer op de cursist zitten, maar veel meer op de werkgever.” 

In het gesprek wordt genoemd dat werkgevers meer begeleiding nodig hebben om op hun beurt inburgeraars te kunnen begeleiden. Dit verschuift de focus van de cursist naar de werkgever. Ook het werkgeversservicepunt kan hierin een rol spelen, om te schakelen met werkgevers hoe die drempel verlaagd kan worden. In voorbeelden van succesvolle duale projecten die worden genoemd, wordt bijvoorbeeld gewerkt met taalbuddy’s: zij geven geen taalles, maar ondersteunen werknemers binnen een bedrijf om taalcoach te worden. Zo kunnen werknemers taalcoaching geven aan hun eigen collega’s: de inburgeraars. “Daardoor ontstaat meer inclusie op de werkvloer, omdat eigen collega’s zien wat er nodig is. Juist niet een externe trainer, maar een interne collega die ook de belangen kan behartigen voor de inburgeraar (bijv. via HR). Je moet meer doen dan alleen maar iemand aannemen, want dan kom je niet veel verder.”

Twee professionals pleiten voor een betere samenwerking tussen de taalorganisatie en de organisatie die de participatie verzorgt (in de brede zin, werk dan wel vrijwilligerswerk). Ook kan het helpen als een taalschool de opdracht krijgt om de regie te pakken op het participatie-deel, zodat niet de inburgeraar, maar de organisatie ervoor zorgt dat bijvoorbeeld de roosters beter op elkaar aansluiten. “De meest succesvolle participatieverhalen zijn op het moment als je twee organisaties aan elkaar verbindt: een taalorganisatie en een participatie organisatie. En daarin een programma draait. Dat is de meest succesvolle. Zo kan het ook een logisch geheel vormen voor de inburgeraar.” Dan is het minder afhankelijk van de inburgeraar die het al dan niet lukt om de dingen te organiseren. Overigens zijn er al wel voorbeelden van trajecten waar het goed gaat.