Image
Monitor inburgering (12a)

1. Inleiding

1.1 Utrechts onderzoek naar inburgering

In dit onderzoek kijken we naar de manier waarop inburgeraars in de gemeente Utrecht zich ‘thuis weten’. Het is voor het eerst dat er een dergelijk integraal en specifiek Utrechts onderzoek plaatsvindt. Eerdere onderzoeken naar inburgeraars of vluchtelingen zijn vooral uitgevoerd op landelijke schaal, waarbij ook vaak werd ingezoomd op verschillende landen van herkomst bij inburgeraars.

Dit eerste Utrechtse onderzoek kan opgevat worden als een  eerste stap in de inrichting van een volwassen monitorinstrument om te kijken hoe het zich thuis weten van inburgeraars zich binnen de gemeente ontwikkelt. Door de hoge respons op de vragenlijst kunnen er al betrouwbare resultaten worden gepresenteerd, al hebben we nog weinig referentiegegevens om deze te duiden.

Het is de bedoeling om een meer permanent monitoringsinstrument in te richten dat hier periodiek over kan rapporteren. Bij de doorontwikkeling van de monitoring trekken we lering uit de lessen van dit onderzoekstraject. Deze leerpunten bundelen we in paragraaf 7.2.

In deze inleiding kijken we achtereenvolgens naar de vraag wat de gemeente Utrecht beleidsmatig verstaat onder ‘het zich thuis weten van inburgeraars’ en welke onderzoeksvraag daar aan verbonden is voor deze studie. Vervolgens geven we toelichting op de manier waarop we het onderzoek hebben uitgevoerd en gaan we in op het feit dat inburgeraars in het algemeen heel diverse achtergronden hebben. Dit laatste heeft veel consequenties voor het duiden van de uitkomsten. We sluiten dit hoofdstuk af met een leeswijzer.

1.2 Inburgeraars zich ‘thuis laten weten’ in Utrecht

Met de komst van de Wet inburgering 2021, hebben alle gemeenten in Nederland een specifiekere en meer zwaarwegende taak gekregen dan voorafgaand, om nieuwkomers te begeleiden bij hun inburgeringsproces. Gemeenten moeten daarbij maatwerk leveren, en stellen voor inburgeraars persoonlijke plannen op waarin zij afspraken formuleren over met name het leren van de taal en participatie in de samenleving. De ambitie van de gemeente Utrecht reikt echter verder dan alleen sec uitvoering geven aan de wet. Het gemeentelijke beleid is er op gericht dat inburgeraars zich in brede zin thuis weten in de stad. Voorbeelden van beleid dat hierop gericht is vormen de Utrechtse Welkomhuizen (ondersteuning voor inburgeraars dichtbij), het netwerkteam Inburgering 030 (sluitende aanpak van hulpverlening) en het programma Kansrijke Start (de inburgeraar maakt in een vroeg stadium kennis met de stad). Het beleid is  uitgewerkt in de Nota van Uitgangspunten Opgave Inburgering.

De ambitie om inburgeraars zich thuis te laten weten in Utrecht wil de gemeente staven aan de hand van concrete uitkomsten. Voor dat doel is een monitoringsinstrument nodig, dat periodiek kan laten zien hoe het met de doelen rondom inburgering gesteld is. De vraag is echter hoe je precies meet in hoeverre inburgeraars zich thuis weten. Welke onderdelen vormen hier de kern van? Om die vraag te beantwoorden is voorafgaand aan dit onderzoek een apart traject opgestart. Ambtenaren, ervaringsdeskundigen en professionals hebben in gezamenlijk overleg een lijst opgesteld van indicatoren die zowel persoonlijk als gemeentebreed zicht geven op de mate waarin inburgeraars zich thuis weten in Utrecht. Hierbij heeft men zich ook laten leiden door wetenschappelijk onderbouwde indicatoren die zijn vastgesteld door het aan de UNHCR gelieerde Global Compact on Refugees (Indicators of Integration Framework). In bijlage 1 is deze lijst met opgenomen. Voor dit onderzoek hebben we deze indicatoren als volgt vertaald om ze toepasbaar te maken voor het onderzoek, waarbij de indicatoren met een * niet in dit onderzoek zijn meegenomen maar onderdeel zijn van de doorontwikkeling van de monitor (zie ook paragraaf 7.2):

  1. Aandeel inburgeraars met betaald werk
  2. Aandeel inburgeraars dat een opleiding volgt
  3. Aandeel inburgeraars dat tevreden is met de opleiding die zij volgen*
  4. Aandeel inburgeraars zonder werk of opleiding, dat actief is in de buurt of stad, in de vorm van vrijwilligerswerk, betrokkenheid bij school, mantelzorg of oppassen
  5. Aandeel inburgeraars dat aangeeft dat het genoten taalonderwijs heeft bijgedragen aan het thuis weten
  6. Aandeel inburgeraars dat comfortabel is met de Nederlandse taal en zonder angst Nederlands spreekt
  7. Aandeel inburgeraars dat gebruik maakt van een Welkomhuis en daar tevreden over is*
  8. Aandeel inburgeraars dat aangeeft zich er bij te voelen horen in hun buurt in Utrecht
  9. Aandeel inburgeraars dat aangeeft zich financieel zelfredzaam te voelen
  10. Aandeel inburgeraars dat positief is over eigen gezondheid en welzijn
  11. Aandeel inburgeraars dat vertrouwen voelt in het opvoeden van kinderen in Nederland*
  12. Aandeel inburgeraars dat tevreden is met hun huisvestingssituatie
  13. Aandeel inburgeraars dat instanties weet te vinden
  14. Aandeel inburgeraars dat niet (meer) inburgeringsplichtig is*

De hoofdvraag van dit onderzoek is aan deze set thema’s verbonden en luidt: Welke cijfermatige resultaten zijn in 2023 behaald op bovenstaande kernindicatoren en welke verdiepende en duidende context kan aan deze resultaten worden gekoppeld?

1.3 Methoden van onderzoek

Voor het beantwoorden van de onderzoekshoofdvraag zijn een vijftal methoden gekozen.

  • Bestandsanalyses: Data uit gemeentelijke bestanden kunnen met name inzicht geven in de eerste drie indicatoren uit bovenstaande set, waar het gaat om de vraag of inburgeraars aan het werk zijn, een opleiding volgen en/of (nog steeds) inburgeringsplichtig zijn. Tijdens de opstart van het onderzoek bleek echter dat de gemeentelijke registraties nog niet over de hele linie op voldoende niveau waren om hierop betrouwbare data te leveren. Ook konden we geen gebruik maken van externe (Divosa-)data omdat hun bronnenmateriaal enkele jaren achter loopt ten opzichte van ons gewenste meetmoment, namelijk vanaf 1 januari 2022. In ons onderzoek hebben we uit de bestanden wel bruikbare data kunnen onttrekken waar het gaat om geslacht, leeftijd, woonwijk van de inburgeraars en de vraag of deze gezinsmigrant of asielstatushouder is.
  • Enquête onder inburgeraars: Door inburgeraars rechtstreeks te bevragen over aspecten van hun alledaagse leven, kan precies worden vastgesteld hoe tevreden zij zich daarover voelen. Uiteindelijk is een vragenlijst opgesteld met een 11-tal vragen, aangeboden in zes talen. Zoveel mogelijk vragen werden letterlijk overgenomen uit andere onderzoeksbronnen, zoals de inwonersenquête en gezondheidspeilingen. Zo kunnen uitkomsten van de inburgeraarspopulatie vergeleken worden met die van Utrechters in het algemeen. De vragenlijst is uitgezet onder de 896 inburgeraars van wie een mailadres beschikbaar was en die vallen onder de nieuwe wet Inburgering, die in is gegaan op 1 januari 2022. Er is gerespondeerd door 254 inburgeraars (28,3% respons). De respons-opbouw (groepen inburgeraars die de vragenlijst hebben ingevuld) ligt in lijn met de totale populatie. Deze hoge representativiteit versterkt de betrouwbaarheid van de enquêteresultaten. Gedetailleerde informatie over de opzet van de enquête en de responsopbouw is terug te vinden in bijlage 2.
  • Focusgroepgesprek met professionals: Om de uitkomsten van de enquête te duiden, is gekozen voor het opzetten van focusgroepgesprekken met professionals die in hun praktijk veel te maken hebben met de doelgroep. In de praktijk bleek het moeilijk om professionals tegelijkertijd bij elkaar te krijgen. Uiteindelijk hebben we één gesprek gehad. Informatie over de achtergrond en opzet van dit gesprek is opgenomen in bijlage 3.
  • Interviewgesprekken met inburgeraars zelf: We wilden ook graag met inburgeraars zelf spreken. In de praktijk bleek het werven van respondenten echter moeilijker dan gedacht binnen de tijdsspanne van het onderzoek, ook al hadden de inburgeraars bij de enquête aangegeven dat wij ze mochten benaderen voor een interviewgesprek. Zij zouden hiervoor een cadeaubon krijgen van € 35,=. Uiteindelijk hebben we met twee inburgeraars kunnen spreken. In toekomstig onderzoek zullen waarschijnlijk andere kanalen moeten worden benut om (op een representatieve manier) inburgeraars persoonlijk te bevragen. Meer toelichting hierop is te vinden in bijlage 4.
  • Deskresearch: Landelijk bestaat veel informatie over onderwerpen die in dit onderzoek naar voren komen, zoals gezondheidsbeleving van inburgeraars, arbeidsparticipatie en dergelijke. Deze informatie hebben we zoveel mogelijk benut om aan te vullen op onze eigen onderzoeksuitkomsten. In bijlage 6 is een literatuurlijst opgenomen van bronnen die we hebben gebruikt.

1.4 Definities inburgering

Alvorens de resultaten van het onderzoek te bespreken, is het van belang kort stil te staan bij de vraag wanneer iemand inburgeraar genoemd kan worden. We zien dat in de spreektaal en nieuwsberichten begrippen als inburgeraar, vluchteling, nieuwkomer, (arbeids)migrant regelmatig door elkaar worden gebruikt. Of je wel of niet inburgeraar bent, is bij wet vastgelegd. Deze bepaalt of je al dan niet inburgeringsplichtig bent. Een arbeidsmigrant is bijvoorbeeld in principe niet inburgeringsplichtig. Deze zou dat wel kunnen worden als hij/zij/hen zich voor langere tijd in Nederland zou willen gaan vestigen. Niet iedere inburgeraar is ook een (ex-)vluchteling. Inburgeraars kunnen ook afkomstig zijn uit veilige, westers georiënteerde landen buiten de Europese Unie als zij een verblijfsvergunning voor een bepaalde tijd hebben. Ook deze groep is verplicht om de Nederlandse taal te leren en om te leren hoe de Nederlandse samenleving en arbeidsmarkt werken. Voor dit onderzoek is het feit dat inburgeraars heel verschillende achtergronden kunnen hebben, een belangrijk aspect om mee te nemen bij het duiden van de uitkomsten. Niet alle respondenten hebben in dezelfde mate bijvoorbeeld moeite om zich in een nieuwe omgeving verstaanbaar te maken. Hoogopgeleide inburgeraars uit bijvoorbeeld de Verenigde Staten, China of India zullen zich vaak relatief makkelijk met de Engelse taal kunnen behelpen.

Binnen de groep inburgeraars wordt wettelijk onderscheid tussen de groep asielstatushouders enerzijds en gezinsmigranten anderzijds. Zij hebben andere rechten en plichten. De eerste groep omvat de vluchtelingen die asiel hebben aangevraagd in ons land en een verblijfsvergunning hebben gekregen, inclusief de ‘nareizigers’. Nareizigers zijn de partner, ouder of het (pleeg)kind van een asielstatushouder die bij hem/haar in Nederland wil komen wonen. Nareizigers worden in het kader van de nieuwe wet Inburgering 2021 als ‘asielstatushouder’ beschouwd, want zij hebben dezelfde rechten en plichten.

De tweede groep zijn de zogeheten gezinsmigranten. Zij komen naar Nederland om zich aan te sluiten bij een persoon met de Nederlandse nationaliteit, of iemand met een Nederlandse verblijfsvergunning. Zij hebben zich vaak al voorbereid op hun komst en verplichtingen in Nederland, bijvoorbeeld door het Basisexamen Inburgering in het buitenland af te leggen. Daardoor hebben zij vaker al enige kennis van de Nederlandse taal (op niveau A1) als zij starten met hun inburgeringstraject in Nederland. Onder de gezinsmigranten bevinden zich overigens ook inburgeraars uit onveilige landen. Als een asielstatushouder die zijn of haar inburgering heeft afgerond een aanvraag voor gezinshereniging doet, valt de ‘nareiziger’ onder de categorie gezinsmigrant.

In onze onderzoeksuitkomsten benoemen we de verschillen tussen beide indien relevant. We zien bij een aantal uitkomsten dat er significante verschillen zijn tussen de groepen in de beleving van het alledaagse leven en ondersteuningsbehoeften. Door hier op in te zoomen kunnen we (vooral ook in de toekomst) preciezer identificeren waar zich verdere beleidsmatige ontwikkelkansen voordoen.

In bijlage 5 gaan we verder in op de (definitie-)verschillen tussen groepen nieuwkomers.

1.5 Leeswijzer

In het volgende hoofdstuk (2) gaan we in op het onderwerp (vrijwilligers)werk. In hoofdstuk 3 gaat het over taalvaardigheid van inburgeraars en het volgen van opleidingen. Hoofdstuk 4 gaat over gezondheid en welzijnsbeleving van inburgeraars, hoofdstuk 5 over netwerkcontacten en zich thuis voelen in de buurt. Hoofdstuk 6 behandelt de (financiële) redzaamheid van inburgeraars en in hoofdstuk 7 bespreken we de conclusies. Ook evalueren we de huidige onderzoeksopzet en geven enkele aanwijzingen met betrekking tot de doorontwikkeling van dit monitorinstrument.