Image
Monitor inburgering (12a)

2. Inburgeraars en (vrijwilligers)werk en opleiding

In dit hoofdstuk:

  • Enquête-uitkomsten betaald werk en tevredenheid hierover
  • Enquête-uitkomsten opleiding en vrijwilligerswerk
  • Verschillen tussen gezinsmigranten en asielstatushouders

2.1 Inleiding: leerroutes die leiden tot ‘meedoen’

De inburgeringstrajecten die de gemeente aanbiedt hebben als doel dat de inburgeraar kan ‘meedoen’ naar de eigen capaciteiten. Dit kan zijn betaald werk (2.2), het volgen van een opleiding (2.3) en/of het participeren via onder andere vrijwilligerswerk (2.4). Tijdens de inburgeringstrajecten wordt door de gemeente dan ook vastgesteld welke leerroute voor een inburgeraar het meest geëigend is. Het gaat om drie, door de Rijksoverheid vastgestelde, leerroutes:

  1. de B1 route, die bedoeld is voor een combinatie van taal verwerven en kunnen werken of vrijwilligerswerk kunnen doen. Inburgeringsplichtigen worden hierin geacht binnen maximaal drie jaar de Nederlandse taal op B1 niveau te kunnen spreken en schrijven. Veruit het grootste deel van de Utrechtse inburgeraars bevindt zich in deze route.
  2. de onderwijsroute, vooral bedoeld voor jongeren. Zij leren de Nederlandse taal op niveau B1 of hoger en worden eveneens voorbereid op het volgen van een mbo-, hbo- of universitaire opleiding.
  3. de zelfredzaamheidsroute, bedoeld voor inburgeringsplichtigen waarvoor route 1 en 2 te moeilijk is. Zij leren de Nederlandse taal op een lager niveau (A1) en worden voorbereid om via participatie mee te doen in de Nederlandse samenleving.

2.2 Inburgeraars over betaald werk

Inburgeraars hebben minder vaak betaald werk dan Utrechters gemiddeld

Op de vraag aan Utrechtse inburgeraars of zij betaald werk verrichten geeft 31% een bevestigend antwoord. Alhoewel de vraagstellingen niet exact overeenkomen, kunnen we dit cijfer afzetten tegen die uit de Utrechtse inwonersenquête die een representatief beeld geeft van de totale Utrechtse volwassen populatie. Hieruit blijkt dat van de Utrechters gemiddeld 65% betaald werk heeft. Inburgeraars hebben dit dus voor minder dan de helft.

Een mogelijke belangrijke verklaring voor het verschil is dat de door ons ondervraagde inburgeraars nog maar recent aan het inburgeringstraject zijn begonnen. Tijdens het inburgeringstraject besteedt de inburgeraar gemiddeld zo’n 8 tot 24 uur per week aan taallessen en het bijbehorende huiswerk. Dit is onder andere afhankelijk van de leerroute. Naast taallessen investeren inburgeraars ook tijd in andere onderdelen van het inburgeringstraject. Uit een cohortanalyse van het CBS onder statushouders vanaf 2014 blijkt dat het aandeel werkende inburgeraars toeneemt met de verblijfsduur. De afgelopen jaren vinden statushouders die recent een verblijfsvergunning kregen ook steeds sneller een baan. (CBS, 2023b)

Figuur 2.1 - Aandeel Utrechtse inburgeraars en Utrechters gemiddeld met betaald werk

Infogram URL

Grote verschillen betaald werk tussen gezinsmigranten en asielstatushouders

We zien een groot verschil in het aandeel dat betaald werk doet tussen de gezinsmigranten (54%) en asielstatushouders (6%). Vooral asielstatushouders ondervinden in het algemeen veel belemmeringen om betaald aan de slag te gaan. In de geraadpleegde literatuur worden met name de volgende oorzaken genoemd:

  • Werkgevers stellen vaak eisen aan de Nederlandse taalvaardigheid van de inburgeraar. Zolang deze nog in opleiding is om Nederlands te leren, kan dit betekenen dat hij/zij/hen niet op het gewenste niveau kan instromen op de arbeidsmarkt.
  • Er spelen uitdagingen rondom de waardering van buitenlandse diploma’s. Zolang een buitenlands diploma nog niet officieel erkend is, kan de inburgeraar niet op het bijbehorende niveau aan de slag.
  • Het ‘inrichtingskrediet’ (Een vergoeding vanuit de bijzondere bijstand), die de statushouders kan helpen hun huis in te richten, kan wegvallen als een asielzoeker betaald werk heeft.
  • Gebrekkige informatievoorziening en ondersteunings- of begeleidingsstructuur. Dit maakt de drempel om aan het werk te gaan hoger, zeker als bijvoorbeeld ook kinderopvang nodig is.
  • Individuele factoren kunnen eveneens belemmerend werken om betaald werk te verrichten. Hierbij kan gedacht worden aan psychische problematiek en/of de aansluiting tussen de cultuur van de asielzoekers en de Nederlandse omgeving. (Regioplan, 2023)

Figuur 2.2 - Aandeel inburgeraars dat betaald werk doet onderscheiden naar asielstatushouder en gezinsmigrant

Infogram URL

Arbeidspositie vrouwen blijft achter bij mannelijke migranten

Het is mogelijk dat een deel van de gezinsmigranten die geen betaald werk verricht, ook niet hiernaar op zoek is. Mogelijk speelt hier onder andere een verschil tussen mannelijke en vrouwelijke gezinsmigranten: bij mannen is twee op de drie gezinsmigranten werkzaam, bij vrouwen is dit de helft.

Uit onderzoeksliteratuur blijkt dat de arbeidspositie van migrantenvrouwen (in het algemeen) achterblijft in vergelijking tot die van mannelijke migranten. Dit heeft enerzijds te maken met de kenmerken van deze vrouwen en van hun situatie: zij nemen meestal het leeuwendeel van de opvoed- en zorgtaken thuis voor hun rekening en hebben minder vaak dan mannen een duidelijke beroepsidentiteit en concrete ideeën of wensen omtrent werken in Nederland. (Verwey Jonker Instituut, 2021) Net als in de rest van het land is in Utrecht meer dan twee op de drie gezinsmigranten vrouw.

Uit landelijk onderzoek blijkt ook dat gemeenten in Nederland in het algemeen om verschillende redenen meer op mannelijke dan op vrouwelijke statushouders gefocust zijn. De begeleiding van de klantmanager richt zich vaak onbewust op de meest kansrijke persoon in het gezin. Vaak wordt gedacht dat dit de man is omdat hij meer werkervaring heeft of omdat ervan uit wordt gegaan dat de vrouw voor de kinderen zorgt. In het geval van een gezinsuitkering vinden de gesprekken over werken vaak (in eerste instantie) plaats met de man, die als hij al langer in Nederland is of (beter) Engels spreekt. Uit onderzoek onder Syrische statushouders blijkt dat vrouwen minder vaak contact hebben met een klantmanager dan mannen: 36% van de vrouwen, 50% van de mannen. Dit ondersteunt de aanname dat vrouwen het risico lopen om minder in beeld te zijn bij de gemeente. (Kennisplatform Integratie & Samenleving (KIS) 2021). Er is nog geen duidelijkheid of dit landelijke beeld ook van toepassing is in Utrecht.

Driekwart werkende inburgeraars tevreden over hun werk

In de enquête is tevens aan de werkenden gevraagd naar de waardering voor het werk dat men heeft. Driekwart van de werkende inburgeraars (76%) is hierover tevreden. Acht procent is ontevreden over de huidige werksituatie. Dit heeft mogelijk te maken met het feit dat ze aan het begin van hun arbeidscarrière in Nederland staan.
Uit een landelijke analyse van het CBS dat zich specifiek richt op de subgroep asielstatushouders blijkt dat zij vaak beginnen als oproepkracht of met een ander tijdelijk contract en werken tegen een relatief laag uurloon. Naarmate ze langer aan het werk zijn, krijgen ze steeds vaker een contract voor onbepaalde tijd. Hun uurloon is dan hoger en ze maken meer uren. (CBS, 2023b)

‘I would like to join a Dutch language course but I am yet to find a good one. We are also struggling to find a place to live beyond the end of our tenancy. I have skills and expertise to contribute to Utrecht (previously at *** Economic and Cultural Agency) and I care enough to do so but I'm not sure how or haven't had the opportunity thus far. But Utrecht is a wonderful place! I am proud to live here’.

  • Schriftelijke reactie van inburgeraar bij de enquête

2.3    Opleiding

Nog relatief kleine groep inburgeraars volgt een opleiding

Veertien procent van alle ondervraagde inburgeraars geeft aan een opleiding of cursus te volgen (niet zijnde een taalcursus, waar apart naar gevraagd is, zie hoofdstuk 3). Hier zien we geen noemenswaardig verschil tussen de groep asielstatushouders en gezinsmigranten.

Uit de literatuur, het focusgesprek én open antwoorden die inburgeraars gaven bij de enquête, komt het beeld naar voren van spanningsvelden die zich voor kunnen doen tussen het niveau Nederlands dat een inburgeraar behaald heeft enerzijds, en de ambitie om in te kunnen stromen in een gewenst beroepsonderwijs-traject dan wel een bepaalde baan anderzijds. Soms zijn er regels die verhinderen dat een inburgeraar het onderwijs- of carrièrepad kan volgen dat men ambieert, omdat men formeel de Nederlandse taal nog onvoldoende machtig is. Voor sommige doelgroepen lijkt het aanbod van de onderwijsroutes ook niet helemaal passend. Het gaat dan bijvoorbeeld om inburgeraars voor wie het mbo2-niveau net te hoog is, jongeren die afkomstig zijn van een Internationale Schakelklas, gezinsmigranten en inburgeraars met de leeftijd 30+ die de onderwijsroute willen volgen. Ook praktische zaken als lange reisafstanden en hoge reiskosten kunnen belemmerend werken. (Significant Public, 2023). Al met al is er voldoende aanleiding om in de toekomst specifieker te kijken naar de mate van tevredenheid rondom opleidingstrajecten voor de uiteenlopende groepen inburgeraars.

Remote & faster Dutch learning courses are not on the government approved list so it's not wise to risk doing these even though they better suit my circumstances and would allow me to keep working full-time. Could the municipality/government also approve faster learning & remote courses? Most of these language schools have no standard prices listed on their website, you have to go in personally for an intake before getting the price which makes it harder to find a school for a fair price, and of course takes longer’.

  • Schriftelijke reactie van inburgeraar bij de enquête

Vanwege de beperkte omvang van de groep inburgeraars die een opleiding volgen is in deze eerste monitorrapportage besloten hier niet op te verdiepen. In de toekomst verdient het onderwerp meer onderzoeksmatige aandacht, zodat met meer precisie gekeken kan worden of, en zo ja, waar zich precies knelpunten voordoen. We diepen dit thema dan ook via registratiedata verder uit.

2.4    Vrijwilligerswerk

Inburgeraars geven minder aan vrijwilligerswerk te doen dan Utrechters gemiddeld Om een beeld te vormen van de participatiecomponent vroegen we de inburgeraars of zij vrijwilligerswerk doen. 11% gaf aan dat dit het geval was. Inburgeraars doen hiermee (ogenschijnlijk) veel minder aan vrijwilligerswerk dan Utrechters in het algemeen (39%). Deze conclusie is enigszins vertekend door de leeftijdsopbouw van beide groepen. In het algemeen zijn het juist de ouderen (67+) die actief zijn op het gebied van vrijwilligerswerk. Deze leeftijdsgroep is niet aanwezig onder de inburgeraars van onze enquête, omdat pensioengerechtigden niet inburgeringsplichtig zijn. Onder de Utrechters van veertig jaar en jonger ligt het percentage op 35%. Daarnaast is het de vraag of een concept als vrijwilligerswerk door iedereen, vanuit uiteenlopende culturele achtergronden, op eenzelfde manier wordt opgevat en er dus betrouwbare vergelijkingen kunnen worden gemaakt.

Figuur 2.3 - Aandeel inburgeraars dat vrijwilligerswerk doet vergeleken met Utrechters gemiddeld

Infogram URL