Image
Basisschool De Kleine Dichter

2. Leerlingen en scholen in de wijk

  • Utrecht heeft ongeveer evenveel basisscholen als buurten 
  • Ruim driekwart van de leerlingen in de binnenstad woont in een andere wijk 
  • Ruim duizend kinderen uit Overvecht gaan in een andere wijk naar school 
  • Grootste leerlingenstromen in Overvecht, Oost en Zuidwest 
  • Nauwelijks leerlingen met twee ouders zonder startkwalificatie in de binnenstad en Noordoost 
  • In Overvecht gaan nauwelijks leerlingen naar school met een hoog huishoudinkomen 
  • Aandeel leerlingen met twee ouders in het buitenland geboren het grootst in Overvecht 
  • Sociaaleconomische positie van huishoudens met schoolkinderen het hoogst in Noordoost 
  • Grote verschillen in sociaaleconomische positie binnen Zuidwest 

2.1 Hoeveel scholen en leerlingen zijn er per wijk? 

Utrecht heeft ongeveer evenveel basisscholen als buurten

Er zijn in Utrecht 103 basisscholen met in totaal 31.227 leerlingen (2020/2021). Niet in elke buurt is een basisschool, bijvoorbeeld in kleine buurtjes en op bedrijventerreinen. In acht van de 112 Utrechtse buurten wonen geen kinderen in de basisschoolleeftijd. Niet alle kinderen gaan in Utrecht naar school en niet alle leerlingen op school wonen in Utrecht. Met 2% is de in- en uitstroom tussen stad en omliggende gemeenten klein en vrijwel gelijk aan elkaar. In schooljaar 2020/2021 gingen 663 Utrechtse kinderen buiten de stad naar school en kwamen 665 leerlingen naar Utrecht van buiten de stad. Voor het berekenen van segregatiematen kijken we naar Utrechtse kinderen op Utrechtse scholen (30.562 leerlingen) en naar de wijk waarin de school staat. In figuur 4 zien we het aantal basisscholen en leerlingen per wijk. Alleen in dit hoofdstuk rapporteren we apart over de schoollocatie en de woonlocatie van leerlingen. Voor buurten zijn de aantallen scholen of kinderen te klein om over te rapporteren of om uit te splitsen naar achtergrondkenmerken. De achtergrondkenmerken van (ouders van) leerlingen laten we zien voor de 10 wijken, in paragraaf 2.3. De achtergrondkenmerken op wijkniveau geven meer zicht op verschillen tussen wijken en op de omvang van groepen leerlingen per wijk. Alleen cijfers over de sociaaleconomische positie laten we zien voor de 34 subwijken, in paragraaf 2.4. De sociaaleconomische positie op subwijkniveau geeft meer zicht op verschillen binnen wijken, en daarmee op de kans op woonsegregatie binnen een wijk. Eerst kijken we nog naar de in- en uitstroom van leerlingen per wijk, in paragraaf 2.2. 

Infogram URL

2.2 Hoeveel kinderen gaan in een andere wijk naar school? 

Ruim driekwart van de leerlingen in de binnenstad woont in een andere wijk

Gemiddeld in Utrecht komt 17 procent van de kinderen op school uit een andere wijk, zie figuur 5. In de binnenstad ligt dit aandeel veel hoger, daar komt 76% van de kinderen op school uit een andere wijk. Daarna volgen Oost (41%) en Zuidwest (28%). Ook in leerlingenaantallen is de instroom in deze wijken het grootst. Er komen 970 leerlingen van buiten de wijk naar Oost. In Zuidwest zijn dit 955 leerlingen en in de binnenstad 825. Tegelijkertijd vertrekken er nog vrij veel leerlingen uit Zuidwest (534), maar minder vanuit Oost (346) en Binnenstad (138). Hierdoor gaan er in de binnenstad 687 leerlingen meer naar school dan dat er in de wijk wonen. In Oost zijn dit 634 leerlingen en in Zuidwest 421 leerlingen. Toch is er in alle andere wijken ook voldoende schoolcapaciteit (zie figuur 5). De gemeente streeft naar een capaciteit van 112,5 procent (leerlingprognose Utrechtse scholen, 2022). Zo kan een kleine groei in het aantal kinderen binnen een wijk worden opgevangen. Een percentage van 125 procent ziet de gemeente als meer dan voldoende ruimte. Het aandeel kinderen dat binnen de woonwijk naar school gaat is het grootst in Vleuten-De Meern (90%), Leidsche Rijn (86%) en West (86%).  

Infogram URL

Ruim duizend kinderen uit Overvecht gaan in een andere wijk naar school 

Als we kijken naar de woonlocatie van leerlingen zien we dat veel kinderen een school in een andere wijk opzoeken vanuit wijken Binnenstad (35%), Overvecht (32%) en Zuid (31%). Toch verlaat een vrij klein aantal kinderen de binnenstad (138) omdat er minder leerlingen wonen dan in andere wijken. In aantallen verlaten de meeste kinderen de wijken Overvecht (1.005), Noordwest (868) en Zuid (702) om naar een school in een andere wijk te gaan. Tegelijkertijd komen er nog vrij veel leerlingen naar Noordwest toe vanuit andere wijken (572), maar minder naar Overvecht (174) en Zuid (152). Hierdoor gaan er in Overvecht 831 kinderen minder naar school gaan dan er in de wijk wonen. In Zuid zijn dat 550 kinderen en in Noordwest 296 kinderen. Als we kijken naar het laatste tabblad in figuur 5 dan zien we dat er juist ook de meeste schoolcapaciteit is in de wijken Overvecht (154%) en Noordwest (148%). Ook in Zuid is voldoende schoolcapaciteit (125%). In Overvecht, Noordoost en Zuid is dus plaats voor veel meer leerlingen op school, terwijl er tegelijkertijd veel kinderen een school in een andere wijk bezoeken.

Grootste leerlingenstromen in Overvecht, Oost en Zuidwest 

De leerlingenstromen tussen wijken laten zien dat ouders ook kiezen voor een scholen buiten de wijk. We kunnen niet precies zeggen welk deel van de onderwijssegregatie dit verklaart en of dit komt door woonsegregatie of schoolkeuze. Schoolkeuze buiten de wijk kan bijdrage aan onderwijssegregatie, maar dat hoeft niet per se. Groepen kinderen kunnen nog steeds samen naar school gaan, ook al doen ze dat in een andere wijk. Ook kan je erg dichtbij huis en toch in een andere wijk naar school gaan, als je vlak bij een wijkgrens woont. Het is natuurlijk net zo goed mogelijk dat voor een school buiten de woonwijk wordt gekozen om andere redenen, waarbij de beweging van leerlingen wel bijdraagt aan onderwijssegregatie. Bestaande verschillen tussen wijken kunnen op deze manier worden versterkt. Dit laat zien dat schoolkeuze ook een rol kan spelen bij het verklaren van verschillen tussen wijken, die we eerder in hoofdstuk 1.3 grofweg hebben toegeschreven aan woonsegregatie. Voor wijken waarin leerlingenstromen groot zijn, verwachten we een grotere kans dat de beweging van leerlingen ook keuzesegregatie omvat. De grootste leerlingenstromen zien we in Overvecht (-1.005), Oost (+970) en Zuidwest (+955). De totale beweging van leerlingen is het grootst in Zuidwest (1.489), Noordwest (1.440) en Noordoost (1.366). De leerlingenstromen laten niet zien of in wijken waar veel kinderen vertrekken, of wijken die juist veel kinderen ontvangen, er ook veel segregatie is. Voor de mate van segregatie per wijk kijken we naar de Dissimilarity Index. Dat doen we in hoofdstuk 3. 

2.3 Hoe groot zijn de verschillen in achtergrondkenmerken van groepen kinderen per wijk? 

Nauwelijks leerlingen met twee ouders zonder startkwalificatie in de binnenstad en Noordoost 

Hierbij kijken we alleen naar de wijk waar leerlingen naar school gaan, niet naar de wijk waar leerlingen wonen (zie figuur 6). Dit doen we omdat dit de kenmerken en groepen laat zien zoals ze gebruikt zijn om onderwijssegregatie te berekenen. Hier zien we ook verschillen tussen wijken, na het effect van de leerlingenstromen tussen wijken. Het valt op dat de leerlingaantallen voor sommige wijken en groepen klein zijn. In de binnenstad gaan nauwelijks leerlingen naar school met ouders zonder startkwalificatie, afgerond 0%. In Noordoost heeft maar 1% van de leerlingen ouders zonder startkwalificatie. In een situatie zonder onderwijssegregatie naar opleiding heeft elke basisschool in Noordoost ook 1% leerlingen met twee ouders zonder startkwalificatie. In praktijk gaat het dan om hele kleine aantallen leerlingen per school. Een hoge waarde voor onderwijssegregatie raakt in dit geval ook weinig leerlingen. En zelfs met een lage waarde voor onderwijssegregatie komen kinderen met verschillende achtergronden elkaar nog steeds weinig tegen op school, omdat sommige groepen nu eenmaal niet of amper in de wijk naar school gaan. Dat komt onder andere door woonsegregatie in de stad, maar mogelijk ook door schoolkeuze in een andere wijk. In de binnenstad speelt mee dat er meer leerlingen uit andere wijken naar school gaan dan dat er in de binnenstad wonen, en ook in Noordoost bewegen veel leerlingen over wijkgrenzen. Het effect hiervan op onderwijssegregatie in de wijk weten we niet, omdat wij kijken naar de situatie zoals die is voor leerlingen op school na deze beweging tussen wijken.   

Infogram URL

In Overvecht gaan nauwelijks leerlingen naar school met een hoog huishoudinkomen 

Ook is het aandeel leerlingen in Overvecht met een huishoudinkomen dat behoort tot de laagste 20% inkomens in Utrecht het hoogst (57%). Andere wijken met een groot aandeel leerlingen met een laag huishoudinkomen zijn Zuidwest (41%) en Noordwest (36%). In Noordoost (7%) en Vleuten-De Meern (8%) is de groep leerlingen met een laag huishoudinkomen het kleinst. De groepen leerlingen met een hoog huishoudinkomen zijn het grootst in Noordoost (36%) en Oost (36%). De groepen leerlingen met een laag huishoudinkomen zijn het kleinst in Overvecht (1%) en Noordwest (5%). Ook in Overvecht en Noordwest speelt mee dat er zich veel leerlingen over wijkgrenzen bewegen bij het naar school gaan. Voor wijken met erg weinig leerlingen in een bepaalde groep kan het handig zijn om ook te kijken naar de mate van onderwijssegregatie ten opzichte van de middengroep. Dat geldt voor het kijken naar onderwijssegregatie naar inkomen, in Overvecht. Maar ook voor het kijken naar onderwijssegregatie naar opleiding, in de binnenstad en Noordoost. In hoofdstuk 4 gaan we verder in op onderwijssegregatie tussen de middengroep en de uiterste groepen.

Aandeel leerlingen met twee ouders in het buitenland geboren het grootst in Overvecht 

Naast Overvecht (58%) gaan ook in Zuidwest (47%) een groot aantal leerlingen naar school waarvan beide ouders in het buitenland geboren zijn. Dit aandeel is het kleinst in de binnenstad (6%) en Noordoost (9%). In de binnenstad en Noordoost is het aandeel leerlingen waarvan beide ouders in Nederland zijn geboren dan ook hoog, samen met Vleuten-De Meern. Ongeveer driekwart van de leerlingen in deze wijken heeft ouders die beide in Nederland geboren zijn. In Overvecht is dat 21% en in Zuidwest is dat 34%. Er zijn geen wijken waarbij een van de twee groepen erg weinig leerlingen bevat.

2.4 Hoe groot zijn de verschillen in sociaaleconomische positie van huishoudens in wijken en subwijken? 

Sociaaleconomische positie van huishoudens met schoolkinderen het hoogst in Noordoost

De sociaaleconomische positie van huishoudens met schoolgaande kinderen is het laagst in Overvecht (zie figuur 7). Hierbij kijken we alleen naar de woonlocatie van leerlingen, niet naar de wijk waarin leerlingen naar school gaan. Bij de achtergrondkenmerken van ouders hebben we juist gekeken naar de schoollocatie van leerlingen, niet naar de wijk waarin leerlingen wonen (figuur 6). Deze achtergrondkenmerken kunnen we niet laten zien voor alle subwijken, omdat het aantal leerlingen te klein is om uit te splitsen in drie groepen. De gemiddelde sociaaleconomische positie (SES-WOA) van alle huishoudens met schoolgaande kinderen kunnen we wel laten zien voor de hele stad, de wijken én voor de 34 subwijken. Ook is de gemiddelde SES-WOA score van alle huishoudens in elk gebied één makkelijk vergelijkbare score, van laag naar hoog. Om deze redenen gebruiken we ook de gemiddelde SES-WOA score van huishoudens met schoolgaande kinderen om te kijken naar verschillen tussen wijken in de stad en naar verschillen tussen subwijken binnen een wijk. De sociaaleconomische positie (SES-WOA) van huishoudens heeft overlap op twee van de drie achtergrondkenmerken waarvoor we onderwijssegregatie berekenen, inkomen en opleiding.

Infogram URL

Grote verschillen in sociaaleconomische positie binnen Zuidwest

Ook zien we verschillen in sociaaleconomische positie binnen Zuid. Grote verschillen in sociaaleconomische positie tussen de subwijken van een wijk zijn een indicatie voor woonsegregatie binnen de wijk. Het effect van woonsegregatie binnen een wijk op het ontstaan van onderwijssegregatie kan worden versterkt door barrières tussen subwijken. Natuurlijke en ruimtelijke barrières zoals grote wegen, kanalen en bedrijventerreinen kunnen van invloed zijn op de schoolkeuze. Zeker wanneer kinderen zelfstandig naar school gaan. In alle wijken kunnen dergelijke barrières zijn die eventuele woonsegregatie kunnen versterken. In wijken waar de gemiddelde SES-WOA score van subwijken vergelijkbaar is verwachten we hiervan geen grote invloed op onderwijssegregatie. Voor Zuidwest is dat anders. In figuur 3 zien we grote verschillen in sociaaleconomische positie tussen de drie subwijken van Zuidwest (i.e. Dichterswijk, Rivierenwijk; Transwijk; Kanaleneiland). Daarnaast wordt de subwijk met een bovengemiddelde SES-WOA score (Dichterswijk, Rivierenwijk) door het Merwedekanaal gescheiden van de twee subwijken met een beneden gemiddelde SES-WOA score (Transwijk en Kanaleneiland). Voor kinderen in de subwijk Dichterswijk, Rivierenwijk kan het daarom makkelijker zijn om in een andere wijk naar school te gaan, bijvoorbeeld in de binnenstad of Zuid. Zuidwest is ook de wijk met de meeste beweging van leerlingen over de wijkgrenzen (1.489). De totale mate van onderwijssegregatie in Zuidwest kunnen we niet uitsplitsen in woonsegregatie en schoolkeuzesegregatie, zoals we dat voor de stad doen. Wel berekenen we in welke mate elke wijk bijdraagt aan de totale schoolkeuzesegregatie die we zien in de stad (paragraaf 3.2). Door grote verschillen binnen de wijk kan de bijdrage van Zuidwest aan de totale schoolkeuzesegregatie in de stad in werkelijkheid voor een (groter) deel bestaan uit woonsegregatie binnen de wijk. Hier houden we rekening mee bij het lezen van de resultaten in paragraaf 3.2.