Image
Brede school het zand Leidsche Rijn

Inleiding en leeswijzer

Het basisonderwijs is een plek waar kinderen elkaar kunnen ontmoeten, elkaars leefwereld leren kennen en met sociale en culturele verschillen leren omgaan (SCP, 2021). Zo kan het basisonderwijs een bijdrage leveren aan een sterkere sociale samenhang in de samenleving. De vraag is dan ook in welke mate kinderen met verschillende leefwerelden samen naar school gaan. Uit onderzoek blijkt dat verschillende groepen kinderen op basis van bijvoorbeeld inkomen, herkomst of sociale achtergrond naar verschillende scholen gaan (Inspectie van het Onderwijs, 2020; KBA, Kohnstamm Instituut, Oberon & SEOR, 2023). Dat noemen we onderwijssegregatie. Leerlingen met verschillende leefwerelden komen elkaar dan minder vaak tegen op school. Deze monitor is ontwikkeld naar aanleiding van de motie ‘Maak werk van een segregatiemonitor primair onderwijs’ van 18 februari 2021. Het onderzoek geeft antwoord op de vraag in welke mate basisschoolleerlingen in Utrecht en in de tien Utrechtse wijken gesegregeerd naar school gaan. De mate van onderwijssegregatie naar opleiding, inkomen en herkomst in Utrecht vergelijken we met die in Nederland en de andere G4-gemeenten. Dit is een eerste meting om te monitoren hoe de onderwijssegregatie in Utrecht zich ontwikkelt.

Oorzaken

Onderwijssegregatie heeft verschillende oorzaken, waaronder schoolkeuzegedrag van ouders, het schoolsysteem (bijv. toelatingsbeleid van scholen) en woonsegregatie. Bij woonsegregatie wonen verschillende groepen kinderen bijvoorbeeld in verschillende buurten omdat er in een buurt voornamelijk goedkopere of juist hele dure woningen staan. Kinderen die in hun eigen buurt naar school gaan komen elkaar daar tegen. Op deze manier kan woonsegregatie bijdragen aan onderwijssegregatie. Onderwijssegregatie is daardoor een optelsom van verschillende vormen van segregatie. Zolang er vrijheid van schoolkeuze is en er gesegregeerd gewoond wordt, zal er altijd enige mate van onderwijssegregatie bestaan. De vraag is dus niet zozeer óf er sprake is van onderwijssegregatie in het basisonderwijs, maar hoe groot de onderwijssegregatie is. Deze vraag beantwoorden we in deze rapportage.

Gevolgen

Onderzoek binnen en buiten Nederland laat zien dat op gemengde scholen geen betere leerprestaties worden behaald dan op meer gesegregeerde scholen, met de uitzondering van burgerschapsonderwijs (Bakker, 2012; KBA, Kohnstamm Instituut, Oberon & SEOR, 2023). Uit onderzoek blijkt dat leerlingen gemiddeld hoger scoren op aspecten van burgerschapsonderwijs naarmate een school meer gemengd is (Sincer e.a., 2022). Daarnaast is er door onderwijssegregatie niet alleen sprake van een ongelijke verdeling van leerlingen, maar ook van een ongelijke verdeling van leraren over scholen. Ervaren leerlaren vinden scholen met meer gewichtenleerlingen vaak minder aantrekkelijk om te werken (Inspectie van het Onderwijs, 2019).

Inhoud van deze monitor

In deze monitor kijken we, voor schooljaar 2020/2021, in welke mate Utrechtse kinderen met verschillende achtergrondkenmerken samen naar de basisschool gaan. Gaan kinderen met verschillende achtergrondkenmerken vooral samen naar school, dan is de onderwijssegregatie laag. Gaan kinderen met verschillende achtergrondkenmerken vooral gescheiden naar school, dan is de onderwijssegregatie hoog. We kijken daarbij naar drie achtergrondkenmerken: 

  • Opleiding van de ouders

  • Inkomen van het huishouden

  • Herkomst van de ouders 

Deze achtergrondkenmerken omvatten niet alle sociale en culturele diversiteit die in de stad zichtbaar is. Onderwijssegregatie kan ook op andere groepskenmerken voorkomen. Onderwijssegregatie naar opleiding, inkomen en herkomst zijn met name relevant vanwege effecten op sociale cohesie in de samenleving. Voor het berekenen van de onderwijssegregatie zijn telkens drie groepen gemaakt naar opleiding, inkomen en herkomst (zie ook ‘Methodische verantwoording’ voor verdere toelichting).

Opleiding

Voor de indeling naar opleiding kijken we naar de opleiding van de ouders van kinderen die in Utrecht naar school gaan. Om groepen kinderen te vergelijken is de volgende driedeling gemaakt: 

  • Beide ouders hebben geen startkwalificatie

  • Eén of beide ouders hebben een havo/vwo of mbo-2,-3,-4 diploma

  • Eén of beide ouders hebben een hbo- of wo-diploma

Inkomen

Voor de indeling naar inkomen kijken we naar het gestandaardiseerd besteedbaar huishoudinkomen van de huishoudens van kinderen die in Utrecht naar school gaan. Ook hierin is een indeling in drie groepen gemaakt: 

  • Laagste 20% inkomens 

  • Middelste 60% inkomens

  • Hoogste 20% inkomens

Herkomst

Voor de indeling naar herkomst kijken we naar het geboorteland van de ouders van kinderen die in Utrecht naar school gaan. Hierin is de volgende indeling in drie groepen gemaakt: 

  • Beide ouders zijn in Nederland geboren

  • Eén ouder is in Nederland geboren en één ouder is in het buitenland geboren

  • Beide ouders zijn in het buitenland geboren

Dissimilarity Index

Een maat om te bepalen of groepen kinderen samen of gescheiden naar school gaan is de Dissimilarity Index. De Dissimilarity Index heeft een waarde tussen 0 en 1. Een waarde van 0 betekent dat er geen segregatie is. Alle groepen kinderen zijn dan gelijk verdeeld over de verschillende scholen in het gebied. Kinderen gaan dan samen naar school. Een waarde van 1 betekent dat er volledige segregatie is. Elke groep kinderen is dan oververtegenwoordigd op elk een andere school in het gebied. Kinderen gaan dan gescheiden naar school.

Ook verbeeldt de Dissimilarity Index een gedachte-experiment waarmee de mate van segregatie zichtbaar wordt. Door de waarde van 0 tot 1 te vermenigvuldigen met 100 krijg je een percentage leerlingen van een groep dat van school zou moeten wisselen om tot een evenwichtige verdeling te komen voor groepen op basis van het achtergrondkenmerk. Dit is een gedachte-experiment om het resultaat makkelijker te interpreteren. Het betekent niet dat er leerlingen van school moeten wisselen. Bij het lezen van de resultaten gebruiken we geen vuistregel om aan te geven of we een bepaalde waarde op deze index veel of weinig onderwijssegregatie vinden. Dit komt omdat de waarde van de Dissimilarity Index afhangt van de indeling van de groepen die we kiezen. Bij een extremere verdeling, bijvoorbeeld door de 10% hoogste en laagste inkomens te vergelijken, zullen we waarschijnlijk een hogere waarde zien voor de Dissimilarity Index zien (zie ook de Methodische Verantwoording). Een vaste grenswaarde voor veel of weinig onderwijssegregatie vinden we daarom niet passend. Je kunt bij een gelijke definitie van groepen wel segregatie tussen wijken, gemeenten of verschillende schooljaren vergelijken. Daardoor zien we of onderwijssegregatie in een wijk hoger of lager is dan in andere wijken of steden. Als de onderwijssegregatie bekend is voor meerdere jaren dan kunnen we ook zien of deze toeneemt of afneemt. Dit is een eerste rapportage, met alleen cijfers voor schooljaar 2020/2021.

Hutchens Index

Naast de Dissimilarity Index berekenen we ook de Hutchens Index. De Hutchens Index heeft ook een waarde tussen 0 tot 1, waarbij 0 geen onderwijssegregatie betekent en 1 veel onderwijssegregatie. Omdat de berekening anders is, zijn de Hutchens Index en de Dissimilarity Index niet gelijk aan elkaar. We gebruiken zowel de Hutchens Index als de Dissimilarity Index omdat ze verschillende informatie geven over onderwijssegregatie. Hierdoor vullen ze elkaar goed aan. 

  • De Dissimilarity Index is makkelijker uit te leggen. Door het gedachte-experiment krijgen we een beeld van de mate waarin leerlingen samen of gescheiden naar school gaan. Met de Hutchens Index kan dit niet.

  • De Hutchens Index laat zien wat de bijdrage is van elke wijk aan de totale onderwijssegregatie in de stad. Hierdoor is de onderwijssegregatie in de stad (grofweg) te splitsen in woonsegregatie en schoolkeuzesegregatie. Met de Dissimilarity Index kan dit niet.

Met de Dissimilarity Index en de Hutchens Index vergelijken we steeds twee groepen leerlingen met elkaar. Voor het vergelijken van de totale mate van segregatie in een wijk of de stad gebruiken we alleen de Dissimilarity Index. De Hutchens Index gebruiken we alleen om te laten zien welk percentage van de onderwijssegregatie kan worden toegeschreven aan verschillen tussen wijken (‘woonsegregatie’) en verschillen binnen wijken (‘schoolkeuzesegregatie’).

Leeswijzer

In hoofdstuk 1 ‘Onderwijssegregatie in Utrecht’ vergelijken we voor ieder achtergrondkenmerk (opleiding, inkomen, herkomst) steeds de twee groepen leerlingen met elkaar die op dat achtergrondkenmerk het verst uit elkaar liggen (bijvoorbeeld de groep met het laagste en het hoogste huishoudinkomen). Dit hoofdstuk toont het kernresultaat van de analyse voor Utrecht in relatie tot Nederland en andere G4-gemeenten. In hoofdstuk 2 ‘Leerlingen en scholen in de wijk’ gaan we in op het aantal leerlingen en scholen per wijk (2.1 & 2.2). Ook beschrijven we in dit hoofdstuk de verdeling van groepen leerlingen per achtergrondkenmerk in wijken (2.3) en de sociaaleconomische positie van de huishoudens van leerlingen in subwijken (2.4). Dit geeft meer context bij de resultaten uit hoofdstuk 1 en het is een belangrijk uitgangspunt voor het lezen van hoofdstuk 3. In hoofdstuk 3 gaan we in op de onderwijssegregatie per wijk. Daarmee krijgen we ook meer inzicht in de oorzaken van segregatie. Welke verschillen zien we al in de stad? En welke verschillen ontstaan bij het kiezen voor een school? In hoofdstuk 4 kijken we nog naar onderwijssegregatie tussen de middengroep en de uiterste groepen. Hierdoor zien we welke groepen makkelijker mengen en welke groepen wat minder. Tot slot is er een methodische verantwoording. In de methodische verantwoording gaan we dieper in op de techniek en analyse waarmee deze resultaten tot stand zijn gekomen.