6. Vergelijking met vorige prognose
In dit hoofdstuk brengen we in beeld in hoeverre de verwachte groei volgens de huidige Bevolkingsprognose 2025 afwijkt van de vorige prognose van de gemeente Utrecht. Omdat we de planning van de prognose een halfjaar hebben verschoven (de berekening gebeurt nu in het voorjaar in plaats van het najaar), zit er eenmalig anderhalf jaar tussen de twee bevolkingsprognoses. De vorige prognose is eind 2023 vastgesteld en gepubliceerd onder de titel Bevolkingsprognose 2023.
De gemeentelijke bevolkingsprognose is gebaseerd op enerzijds het woningbouwprogramma van de stad en anderzijds demografische trends rondom geboorte, sterfte en migratie. Met andere woorden, woningbouwgegevens en demografische gegevens zijn de bouwstenen waarmee het prognosemodel is opgebouwd. Als nieuwe prognosecijfers afwijken van de vorige prognose, dan komen deze voort uit een bijstelling van het woningbouwprogramma en/of recente ontwikkelingen in demografische trends.
Nieuwe bouwplannen werken direct door in het woningbouwprogramma. Dit geldt ook voor aanpassingen in bestaande bouwplannen. Als bijvoorbeeld de start of afronding van een groot woningbouwproject een vertraging van enkele maanden kent waardoor de oplevering over het kalenderjaar heen plaatsvindt, dan werkt dat door in het prognosecijfer van dat jaar. Dit kan zeker op gebiedsniveau een substantieel verschil in verwacht inwonertal opleveren. Voor demografische trends kijken we niet alleen naar de bevolkingsontwikkeling van de stad maar ook naar landelijke ontwikkelingen. Zo heeft buitenlandse migratie doorgaans een grillig en onvoorspelbaar verloop, zoals we bijvoorbeeld zien bij de coronacrisis en de oorlog in Oekraïne. Daarom maken we in het model gebruik van landelijke trendcijfers over migratiestromen. Verder kunnen recente ontwikkelingen in het vruchtbaarheidscijfer of sterftecijfer eveneens leiden tot aanpassingen in de prognosecijfers.
Figuur 6.1 - Inwonertal uit Bevolkingsprognose 2025 vs. 2023, 1 januari 2023-2045
Aantal inwoners op 1 januari 2025 lager dan voorspeld
In figuur 6.1 en tabel 6.2 vergelijken we de uitkomsten van de huidige prognose met de vorige. De vorige prognose bestreek de periode tot 2040, voor de jaren daarna is geen vergelijking mogelijk. In figuur 6.1 hebben beide grafieklijnen de gerealiseerde bevolkingsstand op 1 januari 2023 als startpunt. In tabel 6.2 geeft de cijferkolom onder jaartal 2025 de verschilscore tussen de gerealiseerde stand van 1 januari 2025 en het inwonertal dat in de prognose van 2023 voor die peildatum was voorspeld. In de bevolkingsprognose van 2023 was voorspeld dat Utrecht op 1 januari 2025 377.938 inwoners zou hebben. Het inwonertal is uiteindelijk op 376.735 uitgekomen, een verschil van 1.203 personen.
Utrecht groeide in 2024 met 2.361 inwoners. Dit is een historisch lage toename. Op de coronajaren 2020 en 2021 na groeide Utrecht deze eeuw elk jaar met minstens 4.000 inwoners. In de jaren 2022 en 2023 kwam de groei zelfs boven 6.000 inwoners per jaar uit. In 2022 kwamen veel vluchtelingen uit Oekraïne naar Utrecht en in 2023 veel studenten vanwege herinvoering van de basisbeurs. In 2024 vestigden minder mensen zich in de stad dan verwacht, zowel vanuit buitenland als binnenland. Dit houdt ook verband met de achterblijvende oplevering van nieuwbouwwoningen. In de jaren 2023 en 2024 groeide de woningvoorraad met 1.600 à 1.700 woningen per jaar, terwijl de toename in de vijf jaren daarvoor tegen de 3.000 woningen per jaar bedroeg.
Tabel 6.2 – Inwonertal uit prognose 2025 minus prognose 2023 per wijk, 1 januari 2025-2040
Prognose uit 2025 voorspelt voor 2040 ruim 7.000 inwoners meer dan prognose uit 2023
Als we de groei van de stad volgens de huidige bevolkingsprognose vergelijken met die van de vorige prognose uit 2023, dan zien we dat de nieuwe raming van het inwonertal in 2040 ongeveer 7.200 inwoners hoger ligt. Volgens de huidige voorspelling komt het inwonertal op 1 januari 2040 uit op bijna 480.000, terwijl de vorige prognose uitkwam op 472.800 inwoners.
De verschillen met de vorige prognose zijn deels terug te voeren op bijstellingen in het woningbouwprogramma. Om dit inzichtelijk te maken hebben we de woningbouwplanning van de huidige bevolkingsprognose (zie hoofdstuk 5) vergeleken met de woningbouwplanning die als input diende voor de vorige prognose. Tabel 6.3 toont per periode het verschil in de geraamde woningtoename uit de planning van 2025 en die van 2023. We zien hierin enkele verschillen met het woningbouwprogramma van vorig jaar.
Tabel 6.3 – Woningtoename uit planning 2025 minus planning 2023 per wijk, 2023-2039
Zoals aangegeven bleef de oplevering van nieuwbouwwoningen in de jaren 2023-2024 achter bij de verwachting. Een deel van deze bouwprojecten kent een vertraging waardoor ze in de jaren erna zullen worden opgeleverd. Dit zien we deels terug in tabel 6.3, waar de huidige plancapaciteit voor de periode 2025-2029 hoger uitkomt dan in de prognose van 2023 (1.580 extra woningen). Daarmee komen de huidige en vorige prognose op een vergelijkbare raming van het inwonertal voor 2030 uit (een klein verschil van 434 inwoners, zie tabel 6.2).
Voor de periode 2030-2034 verschilt de totale plancapaciteit weinig tussen de twee prognoses (verschil van 143 woningen). Voor de periode 2035-2039 bevat de huidige woningbouwplanning bijna 3.000 woningen meer dan de planning die voor de vorige prognose is gebruikt. Dit verklaart deels waarom de huidige prognose op een hoger inwonertal voor 2040 uitkomt dan de vorige prognose.
Kortom, de twee bevolkingsprognoses laten tot 2035 een vergelijkbaar beeld zien van de totale groei van de stad. In beide prognoses passeert Utrecht de grens van 400.000 inwoners in het jaar 2029 en wordt de grens van 450.000 inwoners in het jaar 2035 bereikt. Daarna gaat de huidige prognose uit van iets meer plancapaciteit en daarmee ook van een hogere raming van het inwonertal in 2040.