5. Natuur – de Utrechtse 30
5.1 Inleiding
Indicatoren Utrechtse biodiversiteit ‘Utrechtse 30’
De gemeente volgt de Utrechtse biodiversiteit aan de hand van 30 soorten (raadsbrief 5 oktober 2021). Het zijn soorten waarvan de trend deels de effecten van onze beheerinspanningen en ruimtelijke strategie op biodiversiteit zichtbaar maakt en die gezamenlijk het brede spectrum van biotopen (bos, water, grasland, steen etc.) omvatten. De huismus, gierzwaluw en gewone dwergvleermuis zijn de soorten waar wij voorgaande jaren ook over rapporteerden. De extra soorten voor 2024 zijn de paddenstoel, eekhoorn, das, rugstreeppad, konijn, otter en weidebeekjuffer
Niet alle 30 soorten komen jaarlijks terug in het duurzaamheidsverslag vanwege de tijdinspanning die dit kost en de kosten die ermee gemoeid zijn.
5.2 Huismus
Figuur 5.2.1 trend huismus in Utrecht en landelijk sinds 2007
De huismus is een vogelsoort die hoort bij de stad. De vogel heeft struiken nodig voor het vinden van voedsel en het verstoppen voor roofdieren. Het verstenen van tuinen en het verdwijnen van groene plekken is een reden voor afname van het aantal huismussen. De huismus maakt zijn nest onder dakpannen of in kieren en gaten in gebouwen. Deze nestplekken kunnen verdwijnen met renovaties of isolatie-werkzaamheden.
Vrijwilligers tellen voor het Meetnet Urbane Soorten (MUS) alle stadsvogels. De huismus vertoont een matige afname ten opzichte van 2007. Dit komt overeen met de landelijke trend. Ogenschijnlijk is er vanaf 2017 weer een stijgende lijn te zien. Mogelijk duidt dit op een herstel van de populatie. De komende jaren moet blijken of dat een lange termijn trend is.

Bron: Saxifraga.nl, fotograaf: Luc Hoogestein
5.3 Gierzwaluw
Figuur 5.3.1 trend gierzwaluw in Utrecht en landelijk sinds 2007
De gierzwaluw is voor zijn voortbestaan afhankelijk van nestplekken in gebouwen. Deze vogel brengt zijn hele leven door in de lucht. Alleen voor het broeden verlaat deze vogel het luchtruim. Gierzwaluwen zijn redelijk trouw aan de nestplekken waar zij voorgaande jaren hebben gebroed.
De trend voor de gierzwaluw in Utrecht is een matige afname volgens Sovon. De landelijke trend is ook een matige afname. De oorzaak van de uitschieter naar beneden van 2024 in niet bekend. Het kan een waarnemerseffect zijn. Bijvoorbeeld dat er minder tellingen zijn gedaan of door minder ervaren vrijwilligers. De komende jaren moet duidelijk maken of we echt met een daling van de populatie te maken hebben of dat dit een meetkundige afwijking is. Er zijn geen signalen gekomen van de vrijwilligers dat er minder bezette nesten zijn.
5.4 Gewone dwergvleermuis
Figuur 5.4.1 gemiddelde bezetting van vleermuissoorten in de onderzochte VleerMUS-routes
De gewone dwergvleermuis is een vleermuis die overal voorkomt in Nederland en ook het vaakst gezien wordt in Utrecht. Overwinteren doen ze in winterslaap in de Inktpot en enkele andere hoge gebouwen in de stad. Als ze hun jongen grootbrengen vinden we de zogenaamde kraamgroepen vooral in de buurt van grote parken en wateren waar veel voedsel (insecten) aanwezig is. Sloop, verbouwings- en isolatiemaatregelen kunnen ervoor zorgen dat het aantal verblijfplaatsen in de stad afneemt.
Om de voor- of achteruitgang van stadsvleermuizen te volgen is het meetnet VleerMUS in 2016 opgestart. De routes van dit meetnet zijn in 2023 voor het achtste jaar gefietst. Ook in 2023 is het gelukt om het maximum aantal routes voor het meetnet te fietsen.
Toch is deze reeks resultaten te kort om er een statistische analyse van te maken.

Bron: Pexels.com, fotograaf Maximilian Ruther
5.5 Ringslangen
Figuur 5.5.1 trend ringslang
Dit is een overzicht van het aantal aangelegde ringslangbroeihopen (bij sommigen worden de eikapsels wel geteld en bij sommigen niet) en het aantal eikapsels per broeihoop. Het aantal eikapsels per broeihoop is de afgelopen 4 jaar redelijk stabiel gebleven. In 2024 zijn in 8 van de 14 broeihopen de eikapsels geteld. De ringslang is een kenmerkende soort van waterrijke gebieden, natuurlijke parken en landgoederen aan de oost- en noordkant van de stad. De ringslang leeft van amfibieën en vissen. In zijn leefomgeving is het dan ook belangrijk dat er kleine wateren en natuurlijke oeverbegroeiingen aanwezig zijn. Zeker zo belangrijk is de aanwezigheid van locaties waar de ringslang kan overwinteren en zijn eieren kan afzetten. De dieren overwinteren in (dieren)holen, onder boomstammen, in taluds en andere droog gelegen, vorstvrije locaties.
De ringslang zet haar eieren af op locaties met (natuurlijke) broei: mesthopen, composthopen en rottend organisch afval. Dergelijke locaties zijn kwetsbaar: ze worden door mensen gebruikt en wanneer niet bekend is dat er ringslangen in voortplanten kunnen de eieren worden verstoord of vernield. Om de voortplanting van ringslangen beter te beschermen, te stimuleren en bovendien goed te kunnen monitoren worden in Utrecht broeihopen aangelegd en het aantal eikapsels jaarlijks geteld. De ringslang komt in de gemeente Utrecht voor in de oost- en noordrand van de stad. Ten westen van het Amsterdam Rijnkanaal zijn geen populaties bekend.
Voor de opbouw van de broeihopen is de gemeente afhankelijk van vrijwilligers. Daarom wisselt het aantal opgebouwde broeihopen per jaar.
De broeihopen die goed gebruikt worden door de ringslangen liggen op plekken waar de omstandigheden al lange tijd stabiel zijn; waar er weinig verstoring is door mensen, honden of andere recreatie; waar weinig predatiedruk is door bijvoorbeeld ratten en waar de broeihopen al lange tijd op dezelfde plek worden opgebouwd.

Fotograaf: Floris Brekelmans
5.6 Rugstreeppad
De rugstreeppad is een amfibieënsoort die vooral voorkomt in pioniermilieus. Ze legt in het voorjaar eieren in ondiep snel opwarmend water met weinig vegetatie. In Utrecht is de soort al langere tijd bekend uit de omgeving van de Haarrijnse Plas en de golfbaan Haarzuilens. Daarnaast is de soort bekend uit de omgeving van de Nedereindse Plas. In 2024 ook waarnemingen uit deze twee gebieden bekend. De verspreiding van de soort is stabiel.
5.7 Weidebeekjuffer
De weidebeekjuffer is een libellensoort die schoon stromend water nodig heeft. In Utrecht komt de soort voor langs de Kromme rijn, de stadswateren in de binnen stad en de Vecht. De soort vertoont zwerfgedrag en wordt daarom ook op andere plekken in de stad gevonden. De verspreiding van de soort is stabiel.

Bron: Saxifraga.nl, fotograaf: Tim Termaat
5.8 Eekhoorn
Eekhoorns komen voor in loofbos, naaldbos of gemengd bos. Daarnaast ook in tuinen, parken en houtwallen in de buurt van bos. Ze komen ook in bebouwd gebied voor als er voldoende voedsel beschikbaar is. Hun voorkeur gaat uit naar ouder bos met naaldbomen ouder dan 20 jaar en loofbomen ouder dan 40-80 jaar. In Utrecht leven ze in oudere parken, volkstuinen en begraafplaatsen. Vooral in het oosten van Utrecht, waar ze leven op de grens van een groot verspreidingsgebied van Amelisweerd en de Utrechtse Heuvelrug. Ook leven eekhoorns in de bossen van Landgoed Oud-Zuilen en Haarzuilens. De populatie is het best in beeld te brengen door in de winter naar nesten te zoeken. Er zijn geen exacte aantallen bekend; naar schatting leven er 20-50 eekhoorns in Utrecht.
5.9 Konijn
Het konijn leeft voornamelijk op de hogere gelegen zandgronden in de stad. Dat zijn bijvoorbeeld taluds van snelwegen en spoorwegen, forten, opgespoten terreinen en industrieterreinen. Daar maakt het konijn burchten in dichte struikvegetaties. Belangrijk is dat rond de burchten grazige vegetaties aanwezig zijn. Aanwezigheid van konijnen kan makkelijk worden vastgesteld aan de hand van de ronde keutels en kort begraasd gras. Het konijn verliest leefgebied als gevolg van woningbouw (o.a. Merwedekanaalzone, Leeuwensteyn, Haarrijn) en verdichting van de stad.
5.10 Das
De das leeft in Utrecht in het buitengebied langs de noord- en oostzijde van de stad. Binnen de gemeentegrens is momenteel één permanent bewoonde burcht bekend in het talud van de A27. Daarnaast liggen in het door ons beheerde gebied Amelisweerd – Rijnauwen drie bewoonde burchten. Andere burchten zijn onder meer bekend uit de omgeving van Fort Ruigenhoek, de Hoogekampse Plas en Fort Vechten. Momenteel leven ongeveer 20-25 dieren in de noordelijke en oostelijke stadsrand.

Fotograaf: Arthur Hoffmann
5.11 Paddenstoel
In 2024 is een aantal parken en andere “groene elementen” onderzocht op het voorkomen van paddenstoelen. Paddenstoelen kunnen in belangrijke mate bijdragen aan de biodiversiteit van een locatie, mits aan een aantal voorwaarden is voldaan (vooral het juiste beheer). De parken die mycologisch gezien hoog scoorden waren het Julianapark, het Wilhelminapark, de Maliebaan en het eikenlaantje bij het Vechtzoompark. Deze plekken hebben vooral waarde vanwege de ectomycorrhiza vormende paddenstoelen op rivierklei. Daarnaast zijn twee terreinen van belang door het voorkomen van zeldzame schraalgraslandpaddenstoelen: de Helweide (Amelisweerd) en de Zilveren Schaats.
Ook zijn op vijf locaties in de berm geplaatste boomstammen onderzocht in als groeiplaats voor aan hout verterende paddenstoelen. Dit blijkt een interessante groeiplaats te zijn. Er werd zelfs een nieuwe paddenstoelensoort voor Nederland ontdekt: de gouden gaatjeszwam.

Fotograaf: Peter-Jan Keizer
5.12 Otter
De otter is nog niet in Utrecht waargenomen. Hij wordt wel steeds vaker waargenomen in de omgeving.
5.13 Natuur inclusief bouwen
Voor natuurinclusief bouwen is de gemeente verplicht om te monitoren. Dit is een taak die voortvloeit uit het Omgevingsprogramma van de Provincie, specifiek het soortenmanagementplan (SMP) waarvoor de provincie een gebiedsontheffing heeft verleend aan de gemeente (zie het omgevingsprogramma Faunabeleid en monitoring). Om hieraan te voldoen monitoren we de gebouw bewonende soorten: gierzwaluw, huismus en gewone dwergvleermuis. En we houden bij waar nieuwe verblijfplaatsen worden gerealiseerd. Daarvoor schaft de gemeente in 2025 een SMP-registratiesysteem aan. Hierin kunnen alle nieuw aangelegde verblijfplaatsen bijgehouden en gemonitord worden.